165

Jezus aan het kruis, met een Hart dat doorboord is uit liefde voor de mensen, is een duidelijk antwoord — woorden zijn hier overbodig — op de vraag naar de waarde van de dingen en van de mensen. De mensen, hun leven en hun geluk, zijn zoveel waard dat de Zoon van God zich overgeeft om hen te verlossen, te zuiveren en te verheffen. Wie zal zijn gewonde Hart niet beminnen? vroeg een mens van gebed zich af. En hij ging verder: Wie zal niet met liefde aan liefde beantwoorden? Wie zal zo’n zuiver Hart niet omhelzen? Wij, die van vlees zijn, zullen liefde met liefde vergelden. We zullen Degene die voor ons gewond werd, omhelzen. Degene wiens handen en voeten, wiens zijde en Hart door de goddelozen doorboord werden. Laten wij bidden dat Hij zich verwaardigt ons hart aan zich te binden door de band van de liefde en ons hart met een lans te doorsteken, want het is nog altijd hard en onboetvaardig [H. Bonaventura, Vitis mystica, 3, 11 (PL 184, 643)].

Liefhebbende harten hebben zich altijd met zulke gedachten, gevoelens en woorden tot Jezus gericht. Maar om die taal te verstaan, om werkelijk te begrijpen wat het menselijk hart is en wat het Hart van Christus en de liefde van God is, hebben we geloof en nederigheid nodig. Met geloof en nederigheid heeft de heilige Augustinus wereldwijd geroemde woorden voor ons nagelaten: Gij hebt ons geschapen, Heer, opdat wij van U zijn en ons hart heeft geen rust totdat het rust vindt in U [Confessiones, 1, 1, 1 (PL 32, 661)].

Als de mens niet nederig is pretendeert hij over God te beschikken, maar niet op de manier die Christus zelf voor ons mogelijk maakte toen Hij zei: Neemt en eet dit is mijn lichaam, (1 Kor 11, 24) maar veeleer door te proberen de grootheid van God tot menselijke afmetingen terug te brengen. De rede — de koude en blinde rede en niet de intelligentie die voortkomt uit het geloof, noch de gezonde intelligentie van de mens die de dingen op hun waarde kan schatten en liefhebben — verwordt tot de redeloosheid van de mens die zijn eigen armzalige ervaring als maatstaf neemt, die de waarheid over de mens omlaaghaalt en het hart met een korst bedekt, waardoor het ongevoelig wordt voor de inspiraties van de heilige Geest. Ons arme verstand zou verloren zijn als de macht van de barmhartige God het niet uit zijn ellende zou bevrijden: Ik geef u een nieuw hart en een nieuwe geest in uw binnenste; uw hart van steen haal Ik uit u weg, en Ik geef u een hart van vlees (Ez 36, 26). Bij deze beloften van de heilige Schrift krijgt de ziel weer licht en jubelt zij van blijdschap.

Ik ken de plannen die Ik met u heb: ze hebben uw heil op het oog, niet uw onheil, (Jer 29, 11) verklaart God door de mond van de profeet Jeremia. De liturgie betrekt deze woorden op Jezus, want in Hem wordt ons duidelijk hoe God ons liefheeft. Hij komt niet om ons te veroordelen en ons armzaligheid of kleinzieligheid te verwijten. Hij komt om ons te redden, te vergeven, te verontschuldigen en om ons vrede en vreugde te brengen. Als wij deze schitterende relatie van de Heer met zijn kinderen eenmaal gaan zien, zal ons hart als vanzelf veranderen en zal er voor onze ogen een nieuw panorama opengaan, vol reliëf, diepte en licht.

Dit punt in een andere taal