181

Het koninkrijk in de ziel

Groot bent U, Heer onze God, U geeft bovennatuurlijke zin en goddelijke vruchtbaarheid aan ons leven! U doet ons uit liefde voor uw Zoon uit alle kracht, met lichaam en ziel, uitroepen: Oportet illum regnare! Hij hoort koning te zijn! Ook al klinkt de echo van onze zwakheid in ons na, U weet dat wij schepselen zijn, en wat voor schepselen! Niet alleen onze voeten zijn van leem, maar ook ons hart en ons hoofd (zie Dan 2, 33), maar met uw genade zullen we ons voor U inzetten, enkel en alleen voor U.

Christus moet heersen, maar in de eerste plaats in onze ziel. Wat zouden we Hem antwoorden op de vraag: jij, hoe laat jij Mij in jou heersen? Ik zou Hem zeggen dat ik daarvoor een overvloed van zijn genade nodig heb, want alleen dan zal alles kunnen veranderen in een hosanna, een vreugdezang voor Christus, mijn koning: iedere hartslag, de lichtste ademhaling, een vluchtige blik, ieder doodgewoon woord, de eenvoudigste gewaarwording: alles.

Willen we dat Christus heerst, dan moeten we consequent zijn en Hem op de eerste plaats ons hart geven. Want wat wij zeggen over het koninkrijk van Christus zou anders niet meer dan gepraat zijn zonder christelijke inhoud, iets uiterlijks zonder geloof, een misleidend gebruik van de naam van God voor menselijke doeleinden.

Als Jezus in mijn en jouw ziel zou heersen op voorwaarde dat wij Hem een waardige verblijfplaats kunnen aanbieden, dan zouden we alle reden hebben om te wanhopen. Maar vrees niet, dochter van Sion, zie, uw koning komt, gezeten op een ezelsveulen (Joh 12, 15). Zie je? Jezus stelt zich tevreden met een arm dier als troon. Ik weet niet hoe jullie erover denken, maar ik vind het geen vernedering om me voor God als een arme ezel te voelen: Als een lastdier was ik tegenover U, maar altijd ben ik bij U, U pakt mijn rechterhand vast, (Ps 72, 23-24). Gij leidt mij bij de halster.

Je ziet nu nog maar weinig ezels, maar denk eens aan de eigenschappen van dat dier. Ik heb het niet over een oude, koppige, wrokkige ezel die zich met een verraderlijke trap kan wreken, maar over een jong ezeltje, met de oren gespannen als antennes, sober, hardwerkend, met een vastberaden, vrolijke tred. Er zijn honderden mooiere dieren, met meer vaardigheden en feller. Maar Christus heeft zijn blik op hem laten vallen om zich als koning voor te stellen aan het volk dat Hem toejuichte in Jeruzalem. Want Jezus kan niets beginnen met berekenende sluwheid, met de wreedheid van kille harten, met opzichtige maar lege schoonheid. Hij houdt van de blijdschap van een jong hart, van een eenvoudige tred, een stem zonder gemaaktheid, heldere ogen, oren die zijn liefdevolle woorden willen opvangen. Zo heerst Hij in de ziel.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Dit punt in een andere taal