47

Werk hoort noodzakelijk bij het leven van de mens. Het brengt inspanning, vermoeidheid en uitputting met zich mee, vormen van lijden en strijden die horen bij het menselijk bestaan, en die een teken zijn van de realiteit van de zonde en van de noodzaak van de verlossing. Maar op zichzelf is werken geen vloek of straf. Wie zo redeneert heeft de heilige Schrift niet goed gelezen.

Het wordt tijd dat wij, christenen, openlijk en duidelijk verkondigen dat werken een geschenk van God is en dat het absoluut geen zin heeft de mensen in categorieën te verdelen op basis van het soort werk dat zij doen, waarbij het ene hoger wordt aangeslagen dan het andere. Werk, ieder werk, getuigt van de waardigheid van de mens en van zijn heerschappij over de schepping. Juist op dat terrein ontwikkelen we onze persoonlijkheid. Het werk schept een band met andere mensen, het is een inkomstenbron voor het gezin, het is een middel om bij te dragen aan de verbetering van de maatschappij waarin we leven en aan de vooruitgang van de hele mensheid.

Voor een christen worden deze perspectieven nog wijder en grootser, want voor hem betekent werken dat hij deelneemt aan het scheppingswerk van God. Deze heeft de mens, toen Hij hem schiep, gezegend met de woorden: Wees vruchtbaar en vermenigvuldig u; bevolk de aarde en onderwerp haar; heers over de vissen van de zee, de vogels in de lucht en over alle levende wezens die zich op aarde voortbewegen (Gen 1, 28). Omdat Christus gewerkt heeft is de arbeid voor ons bovendien een verloste en verlossende realiteit. Het werk is niet alleen de leefwereld van de mens, maar ook een middel, een weg naar de heiligheid, iets dat geheiligd kan worden en heilig maakt.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Dit punt in een andere taal