75

Onophoudelijke strijd

Aan de oorlog van een christen zal nooit een einde komen, want in zijn geestelijk leven moet hij steeds weer beginnen en opnieuw beginnen. Dit voorkomt dat hij hoogmoedig wordt en zich inbeeldt dat hij er al is. Moeilijkheden op onze weg zijn niet te vermijden; we zouden geen mens van vlees en bloed zijn als we niet op hindernissen zouden stuiten. We zullen altijd met hartstochten te kampen hebben die ons omlaag trekken en we zullen ons altijd weer tegen die meer of minder hevige aanvallen moeten verweren.

Het zou geen ontdekking voor ons moeten zijn dat wij in ons lichaam en in onze ziel de prikkel voelen van de hoogmoed, de zinnelijkheid, de jaloezie, de luiheid en het verlangen om over anderen te heersen. Dit is een oude kwaal die door onze persoonlijke ervaring stelselmatig wordt bevestigd, en die het uitgangspunt en de normale situatie is bij onze innerlijke strijd om de overwinning te behalen bij onze wedloop naar het huis van de Vader. Daarom leert de heilige Paulus ons: Ik loop dan ook niet in den blinde, ik boks niet als een die in de lucht slaat. Nee, ik beuk mijn lichaam en houd het in bedwang om niet, na anderen gepredikt te hebben, zelf te worden verworpen (1 Kor 9, 26).

Een christen kan niet op signalen van buiten of op een goede stemming wachten om de strijd op te pakken of daarin te volharden. Het geestelijk leven is geen kwestie van gevoel maar een zaak van de goddelijke genade en van onze wil, van liefde. Alle leerlingen waren in staat Christus te volgen op zijn triomfdag in Jeruzalem, maar op het moment van de schande van het kruis lieten ze Hem bijna allemaal in de steek.

Om echt lief te hebben moet je sterk zijn en trouw, je hart moet stevig verankerd zijn in het geloof, de hoop en de liefde. Alleen wie leeg en oppervlakkig is verandert het object van zijn liefde door zijn grilligheid; dit is overigens geen liefde, maar het egoïstisch zoeken van compensaties. Waar liefde is, is overgave: het vermogen zich weg te schenken, de bereidheid om offers te brengen, om afstand te doen. En juist in de overgave, het offer, het afstand doen en de beproeving bij tegenslagen, vinden we het geluk en een blijdschap die niets of niemand ons kan ontnemen.

Deze strijd voeren we uit liefde en we mogen niet bedrukt worden als we vallen, zelfs niet als we diep vallen, als we maar met berouw en goede voornemens onze toevlucht bij God zoeken in het boetesacrament. Een christen is geen krampachtige verzamelaar van smetteloze bewijzen van goed gedrag. Jezus is zowel geroerd door de onschuld en de trouw van Johannes, als door het berouw van Petrus nadat deze gevallen was. Jezus begrijpt onze zwakheid en trekt ons als over een hellend vlak naar zich toe. Hij verwacht van ons dat we steeds weer ons best doen om elke dag een beetje hoger te komen. Hij zoekt ons zoals Hij de leerlingen van Emmaüs heeft gezocht door ze tegemoet te gaan; zoals Hij Thomas heeft gezocht en hem de open wonden in zijn handen en zijn zijde heeft getoond en ze hem met zijn vingers liet aanraken. Juist omdat Jezus onze zwakheid kent, wacht Hij steeds tot we weer naar Hem terugkeren.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Dit punt in een andere taal