77

Maar er ligt een machtige vijand op de loer die zich verzet tegen ons verlangen om de leer van Christus ten volle te beleven: de hoogmoed. Deze steekt de kop op als wij na mislukkingen en nederlagen niet proberen de helpende hand van God te zoeken. Dan wordt het donker in onze ziel — een trieste duisternis — en denkt zij dat ze verloren is. De fantasie gaat obstakels verzinnen die niet reëel zijn en die zouden verdwijnen als we ze met een beetje nederigheid onder ogen zouden zien. De ziel kan zich door haar hoogmoed en fantasie een smartvol Golgotha maken. Maar daar vindt ze Christus niet, want waar de Heer is, heerst vrede en blijdschap, zelfs als de ziel één open wonde is en door duisternis is omgeven.

Er is nog een hypocriete vijand van onze heiliging: denken dat we in onze geestelijke strijd tegen buitengewone obstakels moeten vechten, tegen vuurspuwende draken. Ook dat is een uiting van hoogmoed. We willen wel strijden, maar met pauken, trompetgeschal en vliegende vaandels.

Laten we niet vergeten dat noch het houweel of de bijl, noch enig ander werktuig, hoe scherp het ook is, de grootste vijand van het gesteente is, maar het water dat druppel voor druppel in de spleten van de rots dringt tot die uit elkaar barst. Het grootste gevaar voor een christen is dat hij de dagelijkse schermutselingen niet ernstig neemt, waardoor ze geleidelijk een spoor in de ziel achterlaten en deze uiteindelijk slap en broos wordt, onverschillig en ongevoelig voor de stem van God.

Laten we luisteren naar wat de Heer ons zegt: Wie betrouwbaar is in het kleinste, is ook betrouwbaar in het grote; en wie onrechtvaardig is in het kleinste, is ook onrechtvaardig in het grote (Lc 16, 10). Het is alsof Hij ons zegt: strijd steeds in die schijnbaar onbeduidende kleinigheden die groot zijn in mijn ogen; wees stipt in de vervulling van je plicht; glimlach tegen iemand die dat nodig heeft, ook als je daar geen zin in hebt; beknibbel niet op de tijd die je aan het gebed wijdt; ga iemand tegemoet die je hulp zoekt; beoefen de rechtvaardigheid en doe er met de genade van de liefde nog een schepje bovenop.

Dergelijke ingevingen zullen we elke dag in ons binnenste voelen als een stille aansporing om ons te trainen in de bovennatuurlijke sport onszelf te overwinnen. Moge het licht van God ons verlichten opdat we zijn aanwijzingen opmerken; moge Hij ons helpen bij de strijd en naast ons staan bij de overwinning; moge Hij bij ons blijven in het uur van de nederlaag, want dan zullen wij altijd in staat zijn om weer op te staan en door te gaan met de strijd.

Wij kunnen niet blijven stilstaan. Onze Lieve Heer vraagt van ons dat we de strijd steeds sneller, grondiger en op meer fronten voeren. We zijn verplicht onszelf te overtreffen, want ons enige doel in deze wedstrijd is dat wij aankomen bij de hemelse glorie. En als wij de hemel niet bereiken, is alles voor niets geweest.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Dit punt in een andere taal