330

Kind, arm ezeltje: als de Heer jouw vuile rug, die gewend is aan mest, vol liefde heeft schoongewassen en weer heeft doen glanzen, en als Hij je een satijnen zadel heeft opgelegd om je vervolgens te beladen met schitterende juwelen, vergeet dan niet, arm ezeltje, dat je in staat bent die zoete last door je eigen schuld op de grond te gooien…, maar dat je die in je eentje niet weer op je rug kunt nemen.

Dit punt in een andere taal