Leven als een kind

Vergeet niet, dwaas kind, dat de Liefde je almachtig gemaakt heeft.

Kind, verlies je liefdevolle gewoonte niet, tabernakels te “bestormen”.

Wanneer ik jou een “goed kind” noem, denk dan niet, dat ik je beschouw als schuchter en verlegen. - Als je niet flink en… normaal bent, dan zul je slechts de lachwekkende karikatuur van een apostel zijn.

Goed kind: zeg Jezus vele keren in de loop van de dag: ik houd van U, ik houd van U, ik houd van U…

Als je gebreken je terneerdrukken, moet je niet treurig worden. - Beroem je op je zwakheden, zoals St. Paulus; want aan de kinderen is het toegestaan de groten na te doen, zonder te vrezen zich belachelijk te maken.

Laat je tekortkomingen en onvolmaaktheden en zelfs je ernstige misstappen je niet van God verwijderen. - Het zwakke kind, als het verstandig is, zorgt ervoor in de buurt van zijn vader te blijven.

Maak je niet ongerust wanneer je boos wordt bij het doen van die kleine dingen die Hij je vraagt. - Later zul je leren glimlachen…

Zie je niet hoe ongaarne het ongecompliceerde kind, het snoepje dat het in de hand houdt, aan zijn vader geeft die het op de proef wil stellen? - Maar het kind geeft het: de liefde heeft overwonnen.

Wanneer je de dingen goed wilt doen, heel goed, is het resultaat, dat je ze slecht doet. - Verneder je voor Jezus en zeg Hem: hebt U gezien hoe ik alles verkeerd doe? - Welnu, als U me niet helpt, zal ik er nog minder van terechtbrengen!

Heb medelijden met Uw kind: ik wil elke dag een mooie bladzijde in het boek van mijn leven schrijven… Maar ik ben zo onhandig. Als de Meester mijn hand niet vasthoudt, komen er in plaats van elegante letters alleen maar onleesbare krabbels en inktvlekken uit mijn pen, die je aan niemand kunt laten zien.

Van nu af aan, Jezus, zullen wij altijd samen schrijven.

Ik beken U, mijn Liefde, dat mijn onbeholpenheid groot is. Zo groot zelfs, dat ik pijn doe terwijl ik liefkozen wil. - Verfijn de manieren van mijn ziel; geef me, bid ik U, naast het krachtige en mannelijke van het geestelijk kind-zijn, de fijngevoeligheid en tederheid die kinderen aan de dag leggen in hun uitingen van liefde jegens hun ouders.

Je bent vol zwakheden. - Elke dag zie je ze beter. - Maar laat dat je niet afschrikken. - Hij weet goed dat je niet méér vruchten kunt afwerpen.

Je onvrijwillige misstappen - als die van een kind - maken dat God, je Vader, meer zorg voor je heeft en dat Maria, je Moeder, haar liefdevolle hand niet van je terugtrekt. Doe je voordeel hiermee en als de Heer je dagelijks van de grond opraapt, omhels Hem dan uit alle macht en leg je arme hoofd op zijn open borst. Het kloppen van zijn allerbeminnelijkst Hart zal je op den duur in verrukking brengen.

Een speldeprik. - En nog een. En weer een. - Verdraag ze! Zie je niet dat je zo klein bent, dat je in je leven - op jouw kleine weg - alleen maar kleine kruisen opofferen kunt?

Bovendien, stel je voor: het ene kruis op het andere, een speldeprik… en nog een…, wat een berg!

Uiteindelijk, kind, heb je iets heel groots gepresteerd: liefhebben.

Als een kinderlijke ziel de Heer haar verlangen naar vergeving kenbaar maakt, kan zij er zeker van zijn spoedig verhoord te worden: Jezus zal de ziel aan de last ontrukken, die ze met zich meesleept als straf voor haar vroegere tekortkomingen. Hij zal haar bevrijden van het loodzware gewicht, dat ten gevolge van al haar onzuiverheden op haar drukt en waardoor de ziel aan de grond vast blijft zitten. Hij zal het kind verlossen van alle aardse ballast van zijn hart, die het belet op te stijgen tot de goddelijke Majesteit, om weg te smelten in de levende Liefdesvlam die Hij is.

Je ontmoediging die het gevolg is van je tekort aan edelmoedigheid, van je zonden, je - misschien alleen schijnbare - achteruitgang, heeft je vaak de indruk gegeven iets heel waardevols kapot gemaakt te hebben (je heiliging).

Maak je niet bezorgd. Pas in het bovennatuurlijk leven de strategie toe, die ongecompliceerde kinderen gebruiken om dergelijke kwesties op te lossen.

Zij hebben - meestal uit onbeholpenheid - een voorwerp stuk gemaakt waaraan hun vader zeer gehecht was. Zij hebben er spijt van, misschien huilen zij zelfs, maar zij gaan troost zoeken bij de eigenaar van het voorwerp dat zij door hun onhandigheid stuk gemaakt hebben. En de vader denkt niet meer aan de waarde ervan, hoe groot die ook was. Vol tederheid zal hij niet alleen de kleine vergeven, maar zijn kind ook troosten en bemoedigen. - Leer hieruit.

Laat je gebed mannelijk zijn. - Kind zijn wil niet zeggen slap zijn.

Voor wie Jezus liefheeft is het gebed, zelfs te midden van geestelijke dorheid, de vertroosting die aan alle verdriet een einde maakt. Hij grijpt naar het gebed met het verlangen waarmee een kind naar de suikerpot loopt, nadat het een bitter drankje heeft moeten innemen.

Je bent verstrooid onder het gebed. - Probeer de verstrooidheid te vermijden, maar maak je niet ongerust als je ondanks alles toch verstrooid blijft.

Ook in het gewone leven laten zelfs de meest verstandige kinderen zich vaak afleiden door hun omgeving en zij amuseren zich zonder acht te slaan op hetgeen hun vader hun voorhoudt. - Dat betekent nog geen tekort aan liefde of aan eerbied, maar het is de gebrekkigheid en zwakheid, die aan kinderen eigen is.

Welnu, in de ogen van God ben jij ook een kind.

Wanneer je je gebed verricht, laat dan de ongelegen komende gedachten doorstromen, alsof je een verkeersagent was. Daartoe beschik je over de energieke wil die bij je leven als kind hoort. - Houd van tijd tot tijd een gedachte even vast, om de hoofdpersonen van de ongewenste verstrooiing bij God aan te bevelen.

En dan, verder…, totdat de tijd verstreken is. - Als jouw gebed je op deze wijze nutteloos voorkomt, verheug je dan toch en geloof dat je Jezus hebt weten te behagen.

Hoe goed is het, een kind te zijn! - Als een volwassene om een gunst vraagt, is het nodig dat hij bij zijn verzoek ook zijn verdiensten vermeldt.

Als degene die vraagt een kind is - de kleintjes hebben immers geen verdiensten -, is het voldoende dat hij zegt: ik ben een zoon van die en die.

O Heer! - zeg het uit de grond van je hart - ik ben… een zoon van God!

Volhouden. - Een kind, dat aan een deur klopt, klopt één, twee, vele keren… en hard en lang! Zonder zich te schamen! En als dan iemand verontwaardigd gaat opendoen, wordt hij ontwapend door de onbevangenheid van het lastige schepseltje… - Zo moet jij omgaan met God.

Ben je nooit getuige geweest van de dankbaarheid van kinderen? - Volg ze na en zeg in voor- en tegenspoed tot Jezus: “Hoe goed bent U! Hoe goed!…”

Deze zin, diep doorleefd, is de weg van het kind-zijn, die je voeren zal naar de vrede, waarbij lachen en huilen ieder hun deel zullen krijgen, en de Liefde alles.

Het werk mat je af; je kunt niet meer bidden. Toch ben je altijd in de tegenwoordigheid van je Vader. - Als je niet met Hem kunt spreken, kijk Hem dan minstens van tijd tot tijd aan, als een klein kind…, en Hij zal je toelachen.

Bij de dankzegging na de communie is het eerste dat onwillekeurig over je lippen komt, een verzoek…: Jezus, geef me dit; Jezus, die ziel; Jezus, dat werk.

Maak je niet bezorgd en doe jezelf geen geweld aan; kijk eens naar die goede vader en dat onbevangen, vrijmoedige kind: de kleine steekt zijn handjes in de zakken van zijn vader, op zoek naar snoepjes, nog voordat hij zijn vader ter verwelkoming een kus gegeven heeft. - Nou dan…

Onze wil is, met de genade, almachtig voor God. - Als we, bij het zien van al die beledigingen die de Heer aangedaan worden, met vastbesloten wil tegen Jezus zeggen, bijvoorbeeld als we in de tram zitten: “Mijn God, ik zou zoveel akten van liefde en van eerherstel willen bidden, als de wielen van dit rijtuig omwentelingen maken”, dan hebben wij op ditzelfde ogenblik Jezus werkelijk bemind en Hem eerherstel gegeven, zoals onze wens was.

Deze “dwaasheid” past bij het geestelijk kind-zijn; het is de eeuwige dialoog tussen het onschuldige kind en de vader die gek is op zijn kind: Zeg eens hoeveel je van me houdt? - En het kleintje zegt, met de nadruk op elk woord: “héél, héél véél!”

Als je het “kind-zijn” beleeft, moet je, je bent immers een kind, geestelijk een lekkerbek zijn. - Herinner je, evenals je leeftijdgenoten, de lekkernijen die je moeder bewaart.

En dat vele malen per dag. Het is een kwestie van seconden: Maria…, Jezus…, het tabernakel…, de communie…, de Liefde…, het lijden…, de gelovige zielen in het vagevuur…, zij die strijden: de Paus, de priesters…, de gelovigen…, jouw ziel…, de zielen van de jouwen…, de engelbewaarders…, de zondaars…

Hoeveel kost je deze kleine versterving niet! - Je vecht. - Het lijkt alsof ze je zeiden: waarom moet je zo trouw zijn aan je leefplan, aan het horloge? - Kijk eens: is het je nooit opgevallen met welk een gemak men de kleintjes om de tuin leidt? - Ze willen het bittere drankje niet innemen, maar dan wordt hun gezegd: Kom! Dit lepeltje is voor papa; en dit voor oma… enzovoort, totdat ze de hele dosis geslikt hebben.

Jij kunt hetzelfde doen: nog een kwartier boetegordel voor de zielen in het vagevuur; vijf minuten voor je ouders, nog eens vijf minuten voor je broeders in het apostolaat… Totdat de tijd die je rooster je voorschrijft, om is.

Hoe waardevol is je versterving op deze wijze!

Je staat niet alleen. - Draag de tegenspoed met blijdschap. - Weliswaar voel je, arm kind, in je hand niet de hand van je Moeder. - Maar… heb je niet gezien hoe de moeders hier op aarde, met uitgestrekte armen hun kleinen volgen wanneer ze, zonder vastgehouden te worden, hun eerste wankele stappen durven doen? - Je staat niet alleen: Maria is dicht bij je.

Jezus, nooit zal ik U, al zou ik van liefde sterven, de overvloedige genade kunnen vergelden die U mij gegeven hebt om een kind te worden.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Dit hoofdstuk in een andere taal