897

Onze wil is, met de genade, almachtig voor God. - Als we, bij het zien van al die beledigingen die de Heer aangedaan worden, met vastbesloten wil tegen Jezus zeggen, bijvoorbeeld als we in de tram zitten: “Mijn God, ik zou zoveel akten van liefde en van eerherstel willen bidden, als de wielen van dit rijtuig omwentelingen maken”, dan hebben wij op ditzelfde ogenblik Jezus werkelijk bemind en Hem eerherstel gegeven, zoals onze wens was.

Deze “dwaasheid” past bij het geestelijk kind-zijn; het is de eeuwige dialoog tussen het onschuldige kind en de vader die gek is op zijn kind: Zeg eens hoeveel je van me houdt? - En het kleintje zegt, met de nadruk op elk woord: “héél, héél véél!”

Dit punt in een andere taal