5

Vaak hoort men verwijten aan het adres van de priesters die in een concreet geval partijkiezen als het problemen van tijdelijke en meer in het bijzonder van politieke aard betreft. In tegenstelling tot wat in andere tijden gebeurde, beoogt dit partij-kiezen veelal het bevorderen van meer vrijheid, sociale rechtvaardigheid enzovoort. Nu behoort het, op een enkel geval na, zeker niet tot de specifieke taken van het priesterambt op dit terrein actief te zijn. Maar vindt u niet dat de priester onrechtvaardigheid, gebrek aan vrijheid enzovoort openlijk als onchristelijk moet veroordelen: Hoe zijn volgens u deze beide eisen met elkaar te verenigen?

Een essentieel onderdeel van het leerambt, het munus docendi, van de priester is de verkondiging van alle christelijke deugden, zonder uitzondering. Dit houdt in dat hij wijst op de eisen die ze aan ieder stellen en op de wijze waarop de mensen tot wie hij zich richt, er in hun concrete levenssituatie vorm aan dienen te geven. Zo moet hij de mensen ook leren de waardigheid en de vrijheid waarmee God de mens bij de schepping begiftigd heeft, alsmede de speciale bovennatuurlijke waardigheid die de mens als christen in het doopsel ten deel valt, te respecteren.

Een priester die deze plicht van zijn ambt vervult, zal men nooit, tenzij uit onwetendheid of boosaardigheid, het verwijt kunnen maken dat hij zich met politiek bemoeit. Men kan zelfs niet beweren dat hij bij de verkondiging ervan in de specifieke apostolische taak van de leken ingrijpt, wier opdracht het is de tijdelijke structuren en aangelegenheden op een christelijke wijze te ordenen.

Dit punt in een andere taal