92

Het is bekend dat u het huwelijk niet pas de laatste tijd een weg naar heiligheid noemt. Al in 1934 hebt u in uw boek “Consideraciones espirituales” (Geestelijke overwegingen) er de nadruk op gelegd dat het huwelijk als een roeping opgevat dient te worden. Maar aan de andere kant schrijft u in dat boek, zoals later ook in “De Weg”, dat het huwelijk bestemd is voor de troepen van het leger van Christus, maar niet voor de leiding ervan. Kunt u verklaren hoe die twee aspecten met elkaar te verenigen zijn?

In de spiritualiteit en in het leven van het Opus Dei is het nooit moeilijk geweest die twee aspecten met elkaar in overeenstemming te brengen. Maar onafhankelijk daarvan is het goed eraan te herinneren dat de grotere verhevenheid, die aan het om bovennatuurlijke redenen op zich genomen celibaat gegeven wordt, een leerstuk van de Kerk is en niet zozeer een theologische privé-opvatting van mijzelf.

Toen ik in de jaren dertig die woorden opschreef had men in katholieke kringen de neiging om in de praktische zielzorg de jeugd naar de christelijke volmaaktheid te laten streven door hun uitsluitend de bovennatuurlijke waarde van de maagdelijkheid te leren kennen, terwijl de waarde van het christelijk huwelijk als een andere mogelijke weg naar heiligheid buiten beschouwing werd gelaten.

Normaliter werden de jongeren op school niet zodanig opgevoed, dat ze in staat geweest zouden zijn om die waardering te hebben voor het huwelijk die het verdient. Zelfs vandaag de dag worden op retraites voor de hoogste klassen van het voortgezet onderwijs aan de leerlingen vaak meer argumenten aangereikt om een eventuele roeping voor het religieuze leven te overwegen dan een mogelijke roeping tot het huwelijk. En er zijn zelfs nog mensen, al wordt hun aantal steeds kleiner, die het huwelijksleven eigenlijk maar geringschatten en die het aan de jeugd presenteren als iets dat door de Kerk hooguit getolereerd wordt. Net alsof het stichten van een gezin een obstakel zou vormen om serieus naar heiligheid te streven.

Bij het Opus Dei is dat nooit het geval geweest. Wij hebben het huwelijk altijd als een goddelijke weg op aarde voorgesteld en tegelijk duidelijk over de verheven zin van het apostolische celibaat gesproken.

De menselijke liefde doet mij niet schrikken, deze heilige liefde van mijn ouders, waarvan God zich bediende om mij het leven te schenken. Ik zegen deze liefde met beide handen. De echtgenoten zijn niet alleen de bedienaars zelf van het sacrament van het huwelijk maar ook de materie ervan, net zoals brood en wijn de materie van de Eucharistie zijn. Daarom houd ik zoveel van alle liederen die de zuivere, menselijke liefde bezingen; voor mij zijn deze liedjes coupletten van menselijke liefde op zijn goddelijks. En tegelijk herhaal ik steeds dat de mensen die hun roeping volgen van het apostolische celibaat, geen vrijgezellen zijn, mensen die niet in staat zijn om de liefde te begrijpen en de waarde ervan te onderkennen. De verklaring voor hun leven ligt integendeel in de realiteit van deze goddelijke Liefde (ik schrijf dat woord graag met een hoofdletter), die de essentie zelf van elke christelijke roeping vormt.

Er is geen enkele tegenstrijdigheid tussen de waardering van de roeping tot het huwelijk en het begrijpen van de hogere waarde van de roeping tot het celibaat propter regnum caelorum (Mat 19,12), omwille van het rijk der hemelen. Ik ben ervan overtuigd dat elke christen de verenigbaarheid van beide aspecten heel goed begrijpt, als hij moeite doet om en de leer van de Kerk en zijn persoonlijke roeping te leren kennen, te accepteren en lief te hebben, met andere woorden: als hij gelooft en leeft uit het geloof.

Toen ik schreef dat het huwelijk voor de troepen van Christus is, heb ik slechts beschreven wat altijd is gebeurd in de Kerk. Zoals bekend worden de bisschoppen, die gezamenlijk het college van bisschoppen vormen en die samen met het hoofd ervan, de Paus, de Kerk leiden, uit díe mannen gekozen die in celibaat leven. Dat gebeurt trouwens ook in de Oosterse Kerken, al kent men daar getrouwde priesters. Bovendien is het niet moeilijk te begrijpen en te bewijzen dat de celibatair levende mensen in feite vrijer zijn in het schenken van hun liefde en over een grotere mobiliteit beschikken. Daardoor kunnen ze zich, ook in het lekenapostolaat, vast en langdurig aan de leiding en instandhouding van apostolische projecten wijden. Dat wil niet zeggen dat de andere leken niet ook een prachtig en zeer doeltreffend apostolaat kunnen beoefenen, maar het wil slechts zeggen dat er diverse taken en diensten zijn op plaatsen met verschillende verantwoording.

In een leger - en dat wil de vergelijking alleen maar zeggen - is de troep net zo onmisbaar als de staf, en het kan heel goed zijn dat de troep heldhaftiger strijdt en groter roem verdient. Kortom, de taken zijn verschillend maar elke taak is belangrijk en waardevol. Het komt er vooral op aan dat ieder aan zijn eigen roeping beantwoordt. Want de volmaaktheid bestaat voor alle mensen steeds en alleen in het vervullen van de wil van God.

Een christen die in het huwelijk naar heiligheid streeft en die zich van de grootheid van zijn eigen roeping bewust is, zal juist daarom spontaan een speciale waardering en een diepe genegenheid voelen voor hen die tot het apostolische celibaat geroepen zijn. En hij zal oprecht blij zijn als een van zijn kinderen door Gods genade die weg zou gaan. En hij zal ten slotte zijn eigen roeping tot het huwelijk nog meer beminnen, want die heeft het hem mogelijk gemaakt de vruchten van zijn liefde op te dragen aan Christus, die de grote Liefde van allen is, gehuwden en ongehuwden.

Dit punt in een andere taal