47

Het offer van Calvarië is een oneindig blijk van de edelmoedigheid van Christus. Het is waar dat ieder van ons graag zijn eigen boontjes dopt; maar God onze Heer vindt het niet erg als wij Hem al onze noden voorleggen bij de heilige Mis. Wie heeft er niet iets te vragen? Heer, deze ziekte… Heer, dit verdriet… Heer, deze vernedering die ik niet uit liefde tot U schijn te kunnen verdragen… Wij verlangen het welzijn, de vreugde en het geluk van onze huisgenoten; ons hart is bedrukt om het lot van hen die hongeren en dorsten naar brood en gerechtigheid, hen die de bitterheid van de eenzaamheid ondergaan en hen die hun stervensuur ingaan zonder een vriendelijke glimlach of een helpende hand.

Maar wat ons werkelijk doet lijden, de grootste menselijke mislukking die we wensen te bestrijden, is de zonde; de scheiding van God; het gevaar dat zielen voor alle eeuwigheid verloren kunnen gaan. Ons grootste verlangen, wanneer wij de heilige Mis vieren, is dezelfde als die van Christus toen Hij zich offerde op Calvarië: de mensheid in de Liefde van God tot de eeuwige glorie te brengen.

Laten wij ons er aan gewennen oprecht met de Heer te spreken als Hij neerdaalt als onschuldig slachtoffer in de handen van de priester. Het vertrouwen in de hulp van de Heer zal onze ziel die fijngevoeligheid verschaffen die zich uit in goede werken: naastenliefde, begrip, beminnelijke tederheid met hen die lijden en met hen die pretenderen gelukkig te zijn door te genieten van onechte en lege vreugden, welke spoedig omslaan in verdriet.

Dit punt in een andere taal