Maria wordt in de hemel gekroond

Je bent volmaakt mooi, er is geen smet op je! - Een gegrendelde hof ben je, mijn zuster, Bruid, een gegrendelde hof, een verzegelde bron. - Veni: coronaberis. - Kom, je zult gekroond worden (Hoogl. 4, 7,12.8).

Ook jij en ik zouden haar tot Koningin en Heerseres over heel de schepping gemaakt hebben, als wij de macht daartoe hadden.

Er verscheen een groot teken aan de hemel: een vrouw met een kroon van twaalf sterren op haar hoofd. - Bekleed met de zon. - De maan aan haar voeten (Apok. 12,1). Maria, Maagd zonder smet, heeft de val van Eva hersteld: en zij heeft met haar onbevlekte voet de kop van de helse draak vertrapt. Dochter van God, Moeder van God, Bruid van God.

De Vader, de Zoon en de heilige Geest kronen haar tot Koningin van het heelal.

En de engelen bewijzen haar de verschuldigde eer als onderdanen…, en ook de patriarchen, de profeten en de apostelen…, en de martelaren, de belijders, de maagden en alle heiligen…, en alle zondaars en jij en ik.

Dit punt in een andere taal