Jezus bidt in doodsangst tot zijn hemelse Vader

Bidt, opdat gij niet op de bekoring ingaat. - En Petrus viel in slaap. - De andere apostelen ook. - En jij, jonge vriend, bent ook in slaap gevallen…, en ik was eveneens een slapende Petrus.

Jezus, alleen en bedroefd, lijdt, en de aarde wordt met zijn bloed doordrenkt.

Op de harde grond geknield, volhardt Hij in gebed… Hij huilt om jou… en om mij: het gewicht van de zonden van de mensen verplettert Hem.

Pater, si vis, transfer calicem istum a me. - Vader, als Gij wilt, laat dan deze kelk aan Mij voorbijgaan… Maar toch, niet mijn wil, sed tua fiat, maar uw wil geschiede (Lc. 22, 42).

Een engel uit de hemel sterkt Hem. - Jezus is aan doodsangst ten prooi. - Hij bidt verder, prolixius, met nog meer aandrang… - Hij komt naar ons, die slapen: Staat op en bidt - herhaalt Hij - , opdat ge niet op de bekoring ingaat (Lc. 22, 46).

Judas de verrader: een kus. - Het zwaard van Petrus blinkt in de nacht. - Jezus spreekt: Als tegen een rover zijt ge uitgetrokken om Mij gevangen te nemen? (Mc. 14, 48).

Wij zijn lafaards: wij volgen Hem op een afstand, maar wakend en biddend. - Gebed… Gebed…

Dit punt in een andere taal