192

Bij de vijver van Silóam

Ik zou graag Jezus zelf over het geloof laten spreken om ons te onderrichten in het geloof. Laten we daarom het Nieuwe Testament opslaan en samen met Hem een paar episoden uit zijn leven opnieuw beleven. Hij voelde zich niet te goed zijn leerlingen te leren, beetje bij beetje, zich te verliezen in het met vertrouwen volvoeren van de Wil van de Vader. Hij onderrichtte hen met woord en daad.

Laten we het negende hoofdstuk van het evangelie van Johannes nog eens goed bekijken. In het voorbijgaan zag Hij een man die blind was van zijn geboorte af. Zijn leerlingen vroegen Hem: Rabbi, wie heeft gezondigd, hijzelf of zijn ouders, dat hij blind geboren werd? (Joh 9, 1­2). Ondanks het feit dat die mannen zo dicht bij Christus waren, dachten zij toch kwaad van die arme blinde. Ik zeg u dit, opdat u niet verbaasd zult zijn, als —in de loop van uw leven, in uw dienst aan de Kerk— volgelingen van de Heer zich tegenover u net zo blijken te gedragen; of tegenover anderen. Het is niet van belang: schenk er net als de blinde geen aandacht aan. Lever uzelf werkelijk over in de handen van Christus. Hij is niet agressief, Hij vergeeft; Hij veroordeelt niet, Hij absolveert. Hij beschouwt de ziekte niet met onverschilligheid; integendeel met goddelijke zorgzaamheid past hij het geneesmiddel toe.

Onze Heer spuwde op de grond, maakte met het speeksel slijk, bestreek daarmee de ogen van de man en zei tot hem: ga u wassen in de vijver van Silóam — wat betekent: gezondene. Hij ging er naar toe, waste zich en kwam er ziende vandaan (Joh 9, 6­7).

Dit punt in een andere taal