193

Wat een voorbeeld van vast geloof geeft die blinde ons! Een levend, werkzaam geloof. Is dat ook uw antwoord op de verlangens van God, op momenten —heel wat momenten— waarop u blind bent, waarop het licht verduisterd wordt door de zorgen van uw ziel? Wat voor kracht hield dat water verborgen, dat ogen die ermee bestreken werden, genazen? Een geheimzinnig oogwatertje, een kostbaar medicijn uit het laboratorium van een geleerde alchemist zou beter op zijn plaats geweest zijn. Maar die man gelooft. Hij doet wat God van hem vraagt en als hij terugkomt blijken zijn ogen weer helder.

In zijn commentaar op deze passage schrijft de heilige Augustinus: “Het schijnt niet zonder reden te zijn, dat de evangelist de betekenis van de naam van de vijver nader verklaart door op te merken, dat de betekenis ervan is 'Gezondene'. Thans weet u wie die Gezondene is. Als de Heer ons niet gezonden was, zou niemand van ons van de zonde bevrijd zijn” (H. Augustinus, In Ioannis Evangelium tractatus, 44, 2 (PL 35, 1714)). We moeten een onwrikbaar geloof hebben in Wie ons redt, in de goddelijke geneesheer die juist gezonden is om ons te genezen. We moeten met des te meer kracht geloven naarmate onze ziekte erger, zelfs hopeloos is.

Dit punt in een andere taal