20

We moeten proberen in het diepst van ons hart een brandend verlangen, een groot streven om de heiligheid te bereiken, laten ontstaan, hoewel we van onszelf weten dat we zwak zijn. Weest daar niet bang voor; naarmate men voortgang maakt in het innerlijk leven ziet men zijn persoonlijke gebreken met meer scherpte. Het is namelijk zo, dat de hulp van de genade hetzelfde effect heeft als een vergrootglas; het kleinste hoopje stof, de kleine korrel zand, vrijwel onzichtbaar, ziet u erdoor met reuzenafmetingen, omdat de ziel het goddelijke onderscheidingsvermogen krijgt; de kleinste schaduw krijgt het voor elkaar het geweten, dat alleen maar tevreden is met de zuiverheid van God, te verstoren. Zeg Hem nu vanuit het diepst van uw hart: Heer, ik wil werkelijk heilig zijn, ik wil werkelijk een van uw leerlingen zijn, U waardig zijn, U onvoorwaardelijk volgen. En u moet u onmiddellijk voornemen de grote idealen, waarmee u op dit moment bezield bent, elke dag nieuw leven in te blazen.

Jezus, als we toch eens standvastig waren, wij die ons in uw Liefde verenigen! Als we er toch eens in zouden slagen die hevige verlangens die U Zelf in onze ziel oproept, om te zetten in daden! Vraag u heel regelmatig af: waartoe ben ik op aarde? En zo zult u, doordrenkt van naastenliefde, de volmaakte vervulling van uw dagelijkse taken en de zorg voor kleine zaken hervatten. We moeten ons het voorbeeld van heiligen voor ogen houden: mensen zoals wij, van vlees en bloed, met zwakheden en feilen die ze wisten te overwinnen en die zichzelf uit liefde tot God overwonnen; wij overwegen hun gedrag en wij doen —als bijtjes die uit elke bloem de lekkerste nectar halen— ons voordeel met hun strijd. U en ik, we leren ook heel wat deugden bij de mensen om ons heen te ontdekken —ze geven ons lesjes in werken, zelfopoffering, vreugde…— en we zullen niet al te lang bij hun gebreken stilstaan, tenzij het niet anders kan, om hen te helpen met een broederlijke terechtwijzing.

Dit punt in een andere taal