235

Daarom herhaal ik met de heilige Paulus: Al spreek ik met de tongen van engelen en mensen: als ik de liefde niet heb, ben ik een galmend bekken of een schelle cimbaal. Al heb ik de gave der profetie, al ken ik alle geheimen en alle wetenschap, al heb ik het volmaakte geloof dat bergen verzet: als ik de liefde niet heb, ben ik niets. Al deel ik heel mijn bezit uit, al geef ik mijn lichaam prijs aan de vuurdood: als ik de liefde niet heb, baat het mij niets (1 Kor 13, 1­3).

Op deze woorden van de Apostel van de heidenen komen er tot op vandaag reacties zoals die van de leerlingen van Christus toen de Heer het sacrament van zijn Lichaam en Bloed aankondigde: Deze taal stuit iemand tegen de borst. Wie kan daar naar luisteren? (Joh 6, 60). Het stuit tegen de borst, jazeker. De liefde waarover de Apostel schrijft, beperkt zich nu eenmaal niet tot filantropie, tot medemenselijkheid of vanzelfsprekend medelijden met andermans leed. Het vraagt het beoefenen van de theologale deugd van de liefde tot God en de liefde, omwille van God, voor de anderen. Daarom: De liefde vergaat nimmer. De gave der profetie zal verdwijnen, tongen zullen verstommen, de kennis zal een einde nemen. Nu echter blijven geloof, hoop en liefde, de grote drie; maar de liefde is de grootste (1 Kor 13, 8 en 13).

Dit punt in een andere taal