269

Nu is het juiste moment aangebroken om een andere episode in herinnering te brengen waardoor de opmerkelijke apostolische ijver van de eerste christenen aan de dag zal treden. Er was nog geen kwart eeuw verlopen sinds Christus ten Hemel was opgestegen, toen zijn faam zich al in veel steden en dorpen verspreid had. Een man met de naam Apollos komt aan in Éfeze, een welsprekend man, die doorkneed was in de Schriften. Hij had onderricht ontvangen in de weg des Heren, sprak vol geestdrift en gaf in bijzonderheden onderricht over alles wat Jezus betrof, hoewel hij alleen het doopsel van Johannes kende (Hand 18, 24­25).

Het licht van Christus was al binnengedrongen in de geest van die man. Hij had over Hem horen spreken en hij verkondigde Hem aan anderen. Maar hij moest nog een stukje weg afleggen om zich verder te informeren, om te komen tot het geloof in al zijn volheid, om werkelijk van de Heer te houden. De christelijke echtgenoten, Aquila en Priscilla, horen zijn betoog. Zij blijven niet passief of onverschillig. Het komt niet in hun hoofd op te denken: 'Hij weet al genoeg, niemand heeft ons opdracht gegeven hem te onderwijzen'. Omdat hun ziel vervuld was van een ware apostolische ijver gingen ze naar Apollos toe, namen hem mee en legden hem de weg van God nauwkeuriger uit (Hand 18, 26).

Dit punt in een andere taal