270

Ook de houding van de apostel Paulus is te bewonderen. Hij zit gevangen, omdat hij de leer van Christus verkondigd heeft, maar hij laat geen gelegenheid voorbijgaan of hij gaat verder met het verkondigen van het evangelie. In aanwezigheid van Festus en Agrippa verklaart hij zonder aarzeling: Met Gods hulp houd ik stand tot op deze dag en leg getuigenis af voor klein en groot. Ik zeg niets anders dan wat ook de profeten en Mozes hebben verklaard dat gebeuren zou, namelijk dat de Christus moest sterven en dat Hij als eerste uit de opstanding der doden het licht zou verkondigen aan het volk en aan de heidenen (Hand 26, 22­23).

De apostel zwijgt niet, hij verbergt zijn geloof niet, noch zijn apostolisch optreden dat de oorzaak was van de haat van zijn vervolgers: hij blijft bezig aan iedereen het heil te verkondigen. En met een wonderbaarlijke durf gooit hij Agrippa voor de voeten: Koning Agrippa, gelooft gij in de profeten? Ik weet dat gij aan hen gelooft (Hand 26, 27). Het gesprek gaat verder. Agrippa: Bijna zoudt ge mij door uw overtuigende woorden christen maken. Daarop sprak Paulus: Ik zou God willen bidden dat vroeg of laat niet alleen gij, maar allen die mij heden aanhoren, zouden worden als ik ben, afgezien dan van deze boeien (Hand 26, 28­29).

Dit punt in een andere taal