281

Moeder van de Kerk

Ik houd ervan in gedachten terug te gaan naar de jaren waarin Jezus bij zijn moeder was, jaren die bijna het hele leven van Onze Heer beslaan. Ik zie Hem als klein kind, wanneer Maria bezig is Hem te verzorgen, Hem kust en met Hem speelt. Ik zie Hem opgroeien onder de liefhebbende ogen van zijn Moeder en van de heilige Jozef, zijn vader hier op aarde. Met hoeveel tederheid en fijngevoeligheid moeten Maria en de heilige patriarch in Jezus' jeugd voor Hem gezorgd hebben en hoeveel zullen zij niet continu stilzwijgend van Hem geleerd hebben. Hun zielen zullen wel steeds meer op die van hun Zoon, Mens en God, zijn gaan lijken. Daarom kent Maria —en na haar de heilige Jozef— als niemand anders de gevoelens van Christus' Hart, en zij beiden zijn de beste weg —ik zou haast zeggen de enige weg— om tot de Verlosser te komen.

“Dat de ziel van Maria in ieder van u moge zijn —schreef de heilige Ambrosius— opdat u de Heer looft. Dat de geest van Maria in eenieder moge zijn, opdat u zich in God verblijdt”. En deze kerkvader voegt er opmerkingen aan toe die op het eerste gezicht gedurfd lijken, maar die een duidelijk geestelijke betekenis hebben voor het leven van de gedoopte. “Naar het vlees is er maar één de Moeder van Christus; naar het geloof is Christus de vrucht van ons allen” (H. Ambrosius, Expositio Evangelii secundum Lucam, 2, 26 (PL 15, 1561)).

Als wij ons vereenzelvigen met Maria, als wij haar deugden navolgen, kunnen wij verkrijgen dat Christus door de genade geboren wordt in de ziel van heel veel mensen die zich met Hem zullen vereenzelvigen door de werking van de Heilige Geest. Als wij Maria navolgen, delen wij op een bepaalde manier in haar geestelijk moederschap. In alle stilte, zoals onze Vrouwe, onopvallend, haast zonder woorden, door het oprecht en consequent getuigenis van een christelijk leven, door edelmoedig voortdurend een fiat te herhalen, dat als iets intiems tussen ons en God vernieuwd wordt.

Dit punt in een andere taal