297

U zal Ik uit uw gevangenschap verlossen, waar gij u ook maar bevindt (Jer 29, 14). Wij bevrijden ons uit de slavernij, door het gebed: wij ervaren dat wij vrij zijn en wij stijgen op in de huwelijkszang van de toegenegen ziel, een minnezang die ons doet verlangen nooit van God gescheiden te worden. Een nieuwe manier om deze aarde te bewandelen, een goddelijke, bovennatuurlijke, wonderbaarlijke manier. In het voetspoor van veel Spaanse auteurs uit de zestiende eeuw zouden wij misschien ook wel willen proeven hoe heerlijk het is, dat ikzelf niet meer leef. Christus is het die leeft in mij (vgl. Gal 2, 20).

Wij aanvaarden graag de noodzaak in deze wereld te werken, jarenlang, omdat Jezus hier beneden weinig vrienden heeft. Wij gaan de verplichting niet uit de weg te leven, op te branden —dat is de juiste uitdrukking— ten dienste van God en de Kerk. En wel in vrijheid: in libertatem gloriae filiorum Dei (Rom 8, 21), qua libertate Christus nos liberavit (Gal 4, 31); in de vrijheid van de kinderen Gods, voor welke vrijheid Christus ons heeft vrijgemaakt: door te sterven aan het kruishout.

Dit punt in een andere taal