316

Moge de Moeder Gods en onze Moeder ons behoeden, opdat ieder van ons in de volheid van het geloof de Kerk zal kunnen dienen, met de gaven van de Heilige Geest en met een contemplatief leven. Laat eenieder zijn persoonlijke verplichtingen nakomen. Laat eenieder in zijn ambt en beroep, in het nakomen van zijn plichten van staat de Heer vol vreugde eer brengen.

Bemin de Kerk, dien haar met blijdschap, wetend dat u uit liefde tot dit dienstwerk hebt weten te besluiten. En zo wij ooit zouden moeten zien dat er mensen zijn die zonder hoop voortgaan, zoals die twee van Emmaüs, laten wij hen dan tegemoet treden met geloof —niet op eigen titel, maar uit naam van Christus— om hen te verzekeren, dat de belofte van Christus altijd in vervulling zal gaan, dat Hij altijd waakt over zijn Bruid en Haar nooit in de steek zal laten. Laat de duisternissen maar komen, wij immers zijn de kinderen van het licht (vgl. Ef 5, 8) en zijn geroepen tot een leven zonder eind.

En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij. En Hij die op de troon is gezeten sprak: Zie, Ik maak alles nieuw. —En ik hoorde zeggen: Schrijf deze woorden op, zij zijn onfeilbaar waar. Nog zei Hij tot mij: Het is gebeurd! Ik ben de Alfa en de Omega, de oorsprong en het einde. Wie dorst heeft, zal ik te drinken geven uit de bron van het water des levens, om niet. Wie overwint zal dit alles krijgen, om niet. Ik zal zijn God zijn en hij mijn zoon (Apok 21, 4­7).

Verwijzingen naar de H. Schrift
Dit punt in een andere taal