32

Vrijheid van de gewetens

Gedurende alle jaren van mijn priesterschap heb ik altijd mijn liefde voor de persoonlijke vrijheid gepreekt, of meer nog uitgeschreeuwd. En bij sommigen bemerk ik een blik van wantrouwen, alsof ze vrezen, dat er in de verdediging van de vrijheid een gevaar voor het geloof verborgen zou zitten. Laten die kleinmoedigen met een gerust hart ademhalen. Alleen een valse uitleg van vrijheid is in tegenspraak met het geloof. Een vrijheid die ontbloot is van al haar doeleinden, van elke objectieve vorm, van elke wet, van elke verantwoordelijkheid, in één woord de losbandigheid: die is in tegenspraak met het geloof. Ongelukkigerwijs wordt die juist door sommigen verdedigd. Die eis juist is een aanslag op het geloof.

Daarom is het niet helemaal juist om te spreken over 'vrijheid van geweten', want dat komt erop neer, dat de afwijzing van God door de mens als een moreel gezien billijke keuze wordt beschouwd. We hebben al aan de orde gesteld, dat we ons kunnen verzetten tegen de verlossingsplannen van de Heer. We kunnen het, maar we mogen het niet. En als iemand weloverwogen die stelling betrekt, zondigt hij, omdat hij het voornaamste gebod overtreedt: Gij moet Jahwe uw God beminnen met heel uw hart (Deut 6, 5).

Ik verdedig met alle kracht de “vrijheid van de gewetens” (Leo XIII, Encycliek Libertas praestantissimum, 20 juni 1888, ASS 201888, p. 606) volgens welke niemand een ander schepsel mag verhinderen God die eer te brengen die Hem toekomt. De rechtmatige zucht naar waarheid moet geëerbiedigd worden. De mens heeft de zware plicht de Heer te zoeken, Hem te kennen en Hem te aanbidden. Maar niemand op aarde kan zich veroorloven zijn naaste te dwingen een geloof te praktizeren dat hij niet heeft. Evenmin mag iemand zich het recht aanmatigen degeen die het geloof van God gekregen heeft, kwaad te doen.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Dit punt in een andere taal