39

Als ik mij tot u richt en samen met u tot God onze Heer spreek, is dat gewoon hardop mijn persoonlijk gebed. Ik herinner u daar graag aan. Ook u moet uw best doen om in uw ziel een sfeer van gebed te onderhouden, ook als wij om een of andere reden —zoals vandaag— een onderwerp moeten behandelen dat op het eerste gezicht niet helemaal geschikt lijkt voor de samenspraak in liefde die ons gesprek met de Heer toch is. Ik zeg 'op het eerste gezicht', immers alles wat ons overkomt, alles wat er om ons heen gebeurt, kan en moet aanleiding tot meditatie zijn.

Ik zal het vandaag over de tijd hebben, over de tijd die vervliegt. Het gaat mij daarbij niet om de bekende idee: “elk jaar erbij, is een jaartje eraf”. En ik raad u ook niet aan om de mensen te vragen wat zij vinden van het voorbijgaan der dagen. Waarschijnlijk antwoordt men u iets in de trant van: “jeugd, o godenschat, waarom ga je om niet terug te keren…“. Hoewel het niet is uitgesloten dat u ook antwoorden krijgt die wat meer op het bovennatuurlijke gericht zijn.

Ik wil ook niet stilstaan bij een nostalgisch getinte beschouwing over de korte duur van het leven. De vluchtigheid van het aardse leven zou voor christenen eerder een aansporing moeten zijn hun tijd beter te besteden dan om Onze Heer te vrezen en zeker geen aansporing om de dood te zien als een rampzalig einde. Hoe vaak heeft men niet op meer of minder poëtische toon herhaald dat met Gods genade en barmhartigheid het einde van een jaar ons een stap dichter bij de Hemel, ons uiteindelijke Vaderland, brengt.

Realiseer ik me dit goed, dan doorzie ik de betekenis van de woorden van de heilige Paulus in de eerste brief aan de Korintiërs: Tempus breve est! (1 Kor 7, 29), hoe kort duurt ons verblijf op aarde! Deze woorden weerklinken in het diepst van het hart van elke ware christen, als een verwijtend antwoord op zijn gebrek aan grootmoedigheid en als een niet aflatende aansporing om trouw te blijven. Er is ons echt maar weinig tijd gegeven om offers en eerherstel te brengen. Die kostbare gave mogen we dus niet verknoeien, noch onachtzaam verspillen: dit stukje geschiedenis dat God aan ieder van ons toevertrouwt, mogen we niet achteloos voorbij laten gaan.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Dit punt in een andere taal