64

Het werk tot gebed maken

Het is mijn gewoonte met een zekere regelmaat te zeggen, dat we in die momenten van gesprek met Jezus die ons ziet en naar ons luistert vanuit het Tabernakel, niet moeten vervallen in onpersoonlijk gebed. En ik bedoel daarmee dat we, als we willen dat onze meditatie uitmondt in een rechtstreeks gesprek met de Heer —het geluid van woorden is daarvoor niet nodig—, dan uit de anonimiteit te voorschijn moeten komen, ons in zijn aanwezigheid moeten brengen zoals we zijn, dat we niet mogen wegduiken in de menigte die het kerkgebouw vult en ons ook niet moeten verliezen in een nietszeggende, kolkende woordenvloed die niet uit het hart komt, maar uit een gewoonte die van haar inhoud ontdaan is.

Nu voeg ik daar aan toe, dat ook uw werk een persoonlijk gebed moet zijn. Zet het om in een diep gesprek met onze hemelse Vader. Als u de heiligheid zoekt in en door uw beroepswerk, dan zult u zich noodzakelijkerwijs in moeten spannen, opdat het een gebed wordt zonder anonimiteit. Ook die bezigheden mogen niet verdwijnen in de onbeduidende schaduw van routineuze, onpersoonlijke arbeid, want op hetzelfde moment zou de goddelijke prikkel sterven die uw dagelijkse bezigheden bezielt.

In mijn herinnering komen nu de vele tochten die ik maakte naar de slagvelden tijdens de Spaanse burgeroorlog. Zonder over enig menselijk hulpmiddel te beschikken ging ik naar iedereen die erop rekende, dat ik mijn priesterlijke taak zou vervullen. In dergelijke uitzonderlijke omstandigheden, waarin velen misschien een uitvlucht vonden om hun plichtsverzuim en slordigheid te rechtvaardigen, heb ik me niet beperkt tot het geven van puur ascetische adviezen. Toen werd ik gedreven door dezelfde bezetenheid die ik nu voel en die ik de Heer vraag in u allen in te storten: mij belangde het welzijn van hun ziel aan en ook hun geluk hier op aarde. Ik spoorde hen aan hun tijd te vullen met nuttige bezigheden; de oorlog moest in hun leven niet een soort periode tussen haakjes worden. Ik vroeg hun de zaken niet op hun beloop te laten, al het mogelijke te doen de loopgraaf en de wachtpost niet tot een van die stationswachtkamers van toen te maken, waarin mensen de tijd doodden met het wachten op treinen die naar het leek nooit zouden aankomen…

Van mijn kant kwam de concrete suggestie dat zij zich op een nuttige bezigheid zouden toeleggen —studeren, talen leren, bijvoorbeeld— die het vervullen van hun militaire plichten niet in de weg stond. Ik ried hun aan altijd mannen Gods te zijn en ervoor te zorgen, dat hun hele handelen een operatio Dei, een werk van God zou zijn. En ik was geroerd toen ik merkte dat deze jongemannen, in allesbehalve gemakkelijke omstandigheden, fantastisch reageerden: meteen kwam hun innerlijke kracht naar buiten.

Dit punt in een andere taal