Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Broederlijkheid.

Doet het u niets dat de apostel Johannes, toen hij al tamelijk oud was, een van zijn brieven grotendeels wijdde aan aansporingen om ons te gedragen volgens deze goddelijke leer! De liefde die onder gelovigen moet heersen, vindt haar oorsprong in God die Liefde is. Veelgeliefden, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde komt van God. Iedereen die liefheeft, is een kind van God en kent God. De mens zonder liefde kent God niet, want God is liefde (1 Joh 4, 7­8). Het gaat om broederliefde, want door Christus zijn wij kinderen van God geworden: Ziet welk een liefde de Vader ons heeft gegeven, dat wij kinderen van God genoemd worden; en wij zijn het ook (1 Joh 3, 1).

Terwijl hij ons geweten duchtig wakker schudt om het ontvankelijker te maken voor de goddelijke genade, wijst Johannes er met nadruk op, dat wij een prachtig blijk van de liefde van de Vader voor de mensen hebben ontvangen: En de liefde die God is, heeft zich onder ons geopenbaard, doordat Hij zijn enige Zoon in de wereld gezonden heeft om ons het leven te brengen (1 Joh 4, 9). De Heer heeft het initiatief genomen door naar ons toe te komen. Hij heeft ons dit voorbeeld gegeven, opdat wij ons met Hem erop toeleggen de anderen te dienen, opdat wij —ik zeg het nog maar eens— ons hart met een ruim gebaar op de grond leggen, zodat anderen het als een zacht tapijt onder hun voeten voelen en hun strijd een zoete strijd wordt. Dat is, hoe wij ons moeten gedragen, omdat wij tot kinderen van dezelfde vader gemaakt zijn, van de Vader die niet geaarzeld heeft ons zijn welbeminde Zoon over te leveren.

Om welke liefde gaat het? De Heilige Schrift spreekt van dilectio, opdat goed begrepen wordt dat het niet alleen betrekking heeft op gevoelsmatige genegenheid. Het duidt veel meer op een vastbeslotenheid van de wil. Dilectio komt van eligere, uitkiezen. Ik zou hieraan willen toevoegen, dat liefhebben in christelijke zin betekent: willen beminnen, in Christus besluiten het welzijn van de zielen na te streven, zonder welk onderscheid dan ook, door vooral voor hen het hoogste goed te verkrijgen: dat zij Christus leren kennen, dat zij van Hem gaan houden.

De Heer spoort ons aan: bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen (Mat 5, 44). Menselijkerwijs kunnen wij ons niet aangetrokken voelen tot hen die ons zouden afwijzen, als wij hen benaderden. Jezus echter vergt van ons dat wij hun geen kwaad met kwaad vergelden; dat wij geen gelegenheid onbenut laten om hen van harte te dienen, ook al kost het ons veel moeite; dat we nooit nalaten hen in onze gebeden te gedenken.

Deze dilectio, deze liefde krijgt aantrekkelijker schakeringen als het gaat om onze broeders en zusters in het geloof en in het bijzonder als het gaat om hen die, omdat God het zo ingericht heeft, ons het meest nabij zijn: ouders, man of vrouw, kinderen, broers en zussen, vrienden, collega's, buren. Als deze genegenheid, deze op God geordende en in Hem gegrondveste, edele en zuivere menselijke liefde er niet zou zijn, zou er ook geen bovennatuurlijke liefde zijn.

Een van de eerste blijken van liefde is de ziel de weg te wijzen naar de paden der nederigheid. Als wij ons eerlijk als niets beschouwen; als wij begrijpen dat, zonder Gods hulp, het zwakste en onbeduidendste schepsel beter zou zijn dan wij; als wij zien, dat wij in staat zijn tot alle dwalingen en alle gruwelen; als wij ons zondaars weten ondanks onze hardnekkige strijd om al die ontrouw te vermijden; als wij dat alles doen, hoe kunnen wij dan nog kwaad denken van de anderen, hoe zouden wij dan in ons hart fanatisme, onverdraagzaamheid, hooghartigheid kunnen koesteren?

Nederigheid voert ons als het ware bij de hand om te komen tot de wijze van omgaan met de naaste die het beste is: allen begrijpen, met allen in vrede leven, allen verontschuldigen; geen verdeeldheid zaaien, geen hinderpalen opwerpen; zich —altijd— gedragen als werktuig voor de eenheid. Het is niet voor niets, dat er in het diepst van de mens een streven bestaat naar vrede, naar eenheid met de medemensen, naar een wederzijds eerbiedigen van de rechten van de persoon, zodanig dat deze zorgzaamheid overgaat in broederlijkheid. Broederlijkheid weerspiegelt een spoor van het kostbaarste van ons menszijn: als wij allen kinderen van God zijn, wordt broederlijkheid niet teruggebracht tot een gemeenplaats en zij wordt ook geen onbereikbaar ideaal: broederlijkheid is een moeilijk, maar wel bereikbaar einddoel.

Tegenover alle cynici, sceptici, liefdelozen, tegenover mensen die van hun eigen lafheid een mentaliteit hebben gemaakt, moeten de christenen tonen dat deze warme genegenheid mogelijk is. Het is misschien heel moeilijk zich zo te gedragen, want de mens is vrij geschapen en hij kan zinloos en verbitterd God het hoofd bieden; maar het is mogelijk en bereikbaar, omdat dit gedrag noodzakelijkerwijs het gevolg is van de liefde van God en de liefde tot God. Als u en ik willen, dan wil Jezus ook. Dan zullen wij de volle diepte en vruchtbaarheid begrijpen van lijden, offer en belangeloze overgave in het leven van elke dag.