Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Vroomheidsoefeningen.

Leefplan

Bij het vergelijken van onze vroomheid zoals die is en zoals die had moeten zijn, bij het onderzoek naar de bepaalde punten in onze persoonlijke relatie met God die verbetering behoeven, moet u —als u me goed begrepen hebt— de verleiding weerstaan u luchtkastelen te bouwen, want u zou ontdekken dat de Heer tevreden is als we Hem elk moment kleine blijken van liefde aanbieden.

Zorg ervoor u aan een leefplan te houden, met volharding: een paar minuten inwendig gebed, de Mis bijwonen —dagelijks, als het mogelijk is— en veelvuldig de Communie ontvangen; regelmatig het sacrament van de biecht ontvangen, ook als je volgens je geweten geen doodzonde begaan hebt; bezoek brengen aan Jezus in het tabernakel, de geheimen van de Rozenkrans bidden en overwegen en al die wonderschone oefeningen die je kent of kunt leren.

Het moeten geen strenge normen worden, geen waterdichte schotten; ze moeten een flexibele weg aangeven, aangepast aan uw situatie van mens in de wereld, met een intensief beroepsleven en met maatschappelijke verplichtingen en relaties die u niet mag veronachtzamen, want in al die bezigheden vindt uw ontmoeting met God haar voortzetting. Uw leefplan moet als een rubber handschoen zijn die zich volmaakt voegt naar de hand die hem gebruikt.

Vergeet evenmin, dat de essentie niet zit in het doen van veel dingen. Beperk u grootmoedig tot die dingen die u elke dag kunt waarmaken, met zin of zonder zin. Deze oefeningen voeren u, zonder dat u zich dat realiseert, naar het beschouwend gebed. Er zullen in uw ziel meer akten van liefde, schietgebeden, dankgebeden, oefeningen van eerherstel en geestelijke communies opbloeien. Allemaal bij het vervullen van uw plichten: het opnemen van de telefoon, het nemen van de auto of de trein, het open- of dichtdoen van een deur, het passeren van een kerk, het beginnen aan een nieuwe taak, het uitvoeren en afmaken ervan dat alles zult u betrekken op God uw Vader.

Verkwik u door het kindschap Gods. God is een Vader vol tederheid, vervuld van oneindige liefde. Noem Hem door de dag vaak ?Vader? en zeg Hem —tussen Hem en u alleen, in uw hart— dat u Hem bemint, dat u Hem aanbidt: dat u zich trots en sterk voelt nu u zijn kind bent. Dit veronderstelt een schema voor het inwendig leven dat al uw vroomheidsbetuigingen aan God —nogmaals, niet veel, maar wel constant— moet kanaliseren, dat u in staat zal stellen u de gevoelens en manieren van een goed kind eigen te maken.

Ik moet u nog wel waarschuwen tegen het gevaar van de sleur —echt de dood voor de vroomheid— die zich vaak aandient onder het mom van het verlangen grote dingen te realiseren of aan te pakken, terwijl men uit gemakzucht de dagelijkse plichten verwaarloost. Als u deze neiging ontdekt, plaats u dan oprecht van hart voor het aanschijn van de Heer. Bedenk of de verveling van almaar dezelfde strijd niet ontstaat, omdat u God te weinig zoekt. Kijk of —uit gebrek aan edelmoedigheid, aan offervaardigheid— de stipte volharding bij het werk niet verzwakt is. Dan lijken uw vrome gewoonten, uw kleine verstervingen, uw apostolische arbeid die niet direct resultaat oplevert, verschrikkelijk steriel. We voelen ons leeg en we beginnen misschien te dromen over nieuwe plannen om de stem van de hemelse Vader te smoren die volstrekte trouw vraagt. En met een nachtmerrie van grootheidswaan in de ziel raken we de meest zekere realiteit kwijt, de weg die ons rechttoe rechtaan tot de heiligheid voert. Dit is het duidelijkste teken dat we de bovennatuurlijke visie kwijt zijn, de overtuiging dat we kleine kinderen zijn, de stellige wetenschap dat onze Vader in ons wonderen bewerkstelligt als we met nederigheid opnieuw beginnen.

De rode palen

Diep in mijn kinderhoofd is de herinnering aan die palen gegrift die —in de bergen van mijn geboorteland— langs de randen van de weg waren geplaatst; die hoge, meestal rood geverfde palen trokken mijn aandacht. Men heeft mij toen uitgelegd, dat die palen, als de sneeuw viel en paden, akkers, weiden, bossen, rotsen en afgronden bedekte, er bovenuit staken als een signaal, zodat iedereen altijd met zekerheid wist waar de weg liep.

In het innerlijk leven gebeurt iets dergelijks. Er zijn lentes en zomers, maar ook winters, dagen zonder zon en nachten zonder een sprankje maan. We kunnen het ons niet permitteren, dat onze omgang met Jezus Christus afhankelijk zou zijn van onze gemoedstoestand, van de wisselingen van ons hart. Een dergelijke houding loopt uit op egoïsme, gemakzucht en gaat niet samen met liefde.

Daarom zijn, in perioden van sneeuw of wind, een paar flinke godvruchtige oefeningen —niet sentimenteel, maar diepgeworteld en aangepast aan ieders persoonlijke omstandigheden— zoals die rode palen die de richting blijven aangeven tot de Heer besluit de zon opnieuw te laten schijnen, de sneeuw te laten smelten. Het hart gaat weer sneller slaan, in vlam gezet door een vuur dat eigenlijk nooit is uitgeblust. Het restje was alleen bedekt onder de as van een tijd van beproeving, of van minder inzet, of gebrek aan offervaardigheid.

Ik maak er voor u geen geheim van dat er in de loop der jaren mensen bij mij gekomen zijn die vol verdriet met me begonnen te praten. ?Vader, ik weet niet wat me overkomt. Ik voel me lusteloos en kil. Mijn godsvrucht die vroeger zo zeker en ongecompliceerd was, lijkt me nu een toneelstuk… Mensen die in een dergelijke toestand terechtgekomen zijn en u allen zeg ik: Een toneelstuk? Geweldig! De Heer speelt met ons, zoals een vader met zijn kinderen.

In de Schrift kan men lezen ludens in orbe terrarum (Spr 8, 31), dat Hij speelt over het hele aardoppervlak. God laat ons echter niet in de steek, Hij voegt er onmiddellijk aan toe: deliciae meae esse cum filiis hominum (Ibidem), mijn vreugde bestaat er in bij de kinderen der mensen te zijn. De Heer speelt met ons! En als we ooit het gevoel hebben een rol in een toneelstuk te spelen, omdat we ons ijzig en apathisch voelen, wanneer we misnoegd en willoos zijn; wanneer het ons zwaar valt ons werk te doen en de geestelijke doeleinden die we ons gesteld hebben te realiseren; dan heeft het uur geslagen om te gaan denken dat God met ons speelt en dat Hij verwacht dat we onze rol in hettoneelstuk met bravoure spelen.

Ik mag u wel vertellen, dat de Heer mij bij gelegenheden veel genaden verleend heeft, maar gewoonlijk moet ik tegen de stroom op roeien. Ik volg mijn weg, niet omdat ik daar zo'n zin in heb, maar omdat ik die gaan moet, uit liefde. ?Maar, Vader, kan men met God komedie spelen? Is dat geen schijnheiligheid?? Stil maar: nu is voor u het moment gekomen mee te spelen in een menselijk toneelstuk met een goddelijke toeschouwer. Houd moed. De Vader en de Zoon en de Heilige Geest kijken naar deze opvoering van jou. Doe alles uit liefde tot God, om Hem te behagen, ook als het je moeite kost.

Wat is het mooi Gods troubadour te zijn! Wat heerlijk dat toneelstuk te spelen uit Liefde, offervaardig, zonder enige persoonlijke voldoening, om God onze Vader te behagen die met ons speelt. Kijk God in de ogen en vertrouw Hem toe: ik heb helemaal geen zin dit te doen, maar ik zal het opdragen voor U. En dan ook echt aan de slag, ook al denkt u dat het een toneelstuk is. Zalig toneelstuk! Ik verzeker u dat dit geen schijnheiligheid is, want schijnheiligen hebben publiek nodig bij hun pantomimes. De toeschouwers bij dit toneelstuk van ons daarentegen —laat me het nog eens zeggen— zijn de Vader, de Zoon en de Heilige Geest; de allerheiligste Maagd, Sint Jozef en alle Engelen en Heiligen in de Hemel. Ons innerlijk leven kent geen ander schouwspel dan dit: Christus die voorbijgaat quasi in occulto (vgl. Joh 7, 10).

Verwijzingen naar de H. Schrift