Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Roeping, professionele .

Voorbeeld geven door het beroepsleven

Laten we de vergissing vermijden te denken, dat apostolaat zich beperkt tot het getuigenis van enkele vrome praktijken. U en ik, wij zijn christen, maar tegelijkertijd en zonder discontinuïteit, burgers en werkers, met duidelijke verplichtingen die we nakomen op een voorbeeldige wijze, als we ons werkelijk willen heiligen. Het is Jezus Christus die bij ons aandringt: Gij zijt het licht der wereld. Een stad kan niet verborgen blijven als ze boven op een berg ligt! Men steekt toch ook niet een lamp aan om ze onder de korenmaat te zetten, maar men plaatst ze op de standaard, zodat ze licht geeft voor allen die in huis zijn. Zo moet ook uw licht stralen voor het oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken die in de hemel is (Mat 5, 14-16).

Uw beroepsarbeid —welke dan ook— verandert in een lamp die uw collega's en vrienden verlicht. Daarom herhaal ik graag tegen mensen die tot het Opus Dei toetreden, en mijn bewering is ook voor u allen bestemd die mij horen: wat heb ik er aan als ze me zeggen, dat die-of-die een goede zoon van mij is —een goed katholiek— maar een slecht schoenmaker? Als hij geen moeite doet zijn vak goed te leren en met zorg uit te oefenen, zal hij het nooit kunnen heiligen en niet aan de Heer kunnen aanbieden. En de heiliging van het werk van alledag fungeert als spil van de ware spiritualiteit van ons allen die —ondergedompeld in de tijdelijke werkelijkheid— vastbesloten zijn om een intieme omgang met God te zoeken.

Strijd tegen die overdaad aan begrip die iedereen voor zichzelf heeft: stel eisen! Soms denken we te veel aan onze gezondheid; aan ontspanning, die niet mag ontbreken in de mate die we nodig hebben om weer met hernieuwde kracht aan de slag te kunnen gaan. Maar 'ontspanning —schreef ik alweer heel wat jaren terug— betekent niet niets doen, maar zich ontspannen door bezigheden, die minder inspanning vergen'.

Op andere momenten nemen we er —met slappe smoesjes— wat al te veel ons gemak van, vergeten we de gezegende verantwoordelijkheid die op onze schouders rust. We doen wat minimaal nodig is om ons er van af te kunnen maken. We laten ons leiden door redenen zonder rede om met de armen over elkaar te gaan zitten, maar Satan en zijn bondgenoten nemen geen vakantie. Luister goed en overweeg wat Sint Paulus schrijft aan christenen die van beroep slaaf waren; hij spoorde hen aan hun meesters te gehoorzamen: niet als ogendienaars om de mensen te behagen, maar als slaven van Christus, die Gods wil van harte volbrengen. Dient welgemoed in de mensen de Heer (Ef 6, 6-7). Een goede raad om opgevolgd te worden door u en door mij.

We gaan onze Heer, Jezus Christus, vragen om licht en Hem smeken ons te helpen —elk ogenblik— de goddelijke betekenis te ontdekken die de roeping tot ons beroep omvormt tot de spil waaraan de oproep tot heiligheid die tot ons gericht is, bevestigd is en ronddraait. In het evangelie kunt u lezen, dat Jezus bekend was als faber, filius Mariae (Mar 6, 3), timmerman, zoon van Maria. Wel, met een heilige trots moeten we dus met daden laten zien, dat we werkers zijn, mannen en vrouwen die zich inspannen!

Aangezien ons gedrag elk moment het gedrag dient te zijn van een gezant van God, dient het voor ons ook een levende werkelijkheid te zijn, dat we Hem niet trouw dienen als we ons werk in de steek laten. Als we niet de inspanning en zelfverloochening van anderen delen in het vervullen van onze beroepsplichten. Als men ons zou kunnen bestempelen als lui, inaccuraat, lichtzinnig, ordeloos, leeglopers, nutteloos… Want wie deze, schijnbaar minder belangrijke, plichten verwaarloost, kan moeilijk in die van het bovennatuurlijk leven overwinnen die stellig heel wat zwaarder zijn. Wie betrouwbaar is in het kleinste, is ook betrouwbaar in het grote; en wie onrechtvaardig is in het kleinste, is ook onrechtvaardig in het grote (Luc 16, 10).

Ik spreek niet over denkbeeldige idealen. Ik houd me bezig met een heel concrete werkelijkheid, die van het allergrootst belang is en in staat de meest heidense en vijandige omgeving om te vormen naar de goddelijke voorschriften, zoals ook gebeurd is in de eerste tijden van de era van ons Heil. Proef eens die woorden van een anoniem auteur uit die tijd, die de grootsheid van onze roeping zo samenvat: christenen “zijn voor de wereld, wat de ziel is voor het lichaam. Zij leven in de wereld, maar zijn niet werelds, zoals de ziel in het lichaam is, maar onlichamelijk. Zij wonen onder alle volkeren, zoals de ziel in alle delen van het lichaam is. Ze werken vanuit hun innerlijk leven zonder op te vallen, zoals de ziel doet vanuit haar wezen. Zij leven als pelgrims tussen vergankelijke goederen in de hoop op de onaantastbaarheid van de hemel, zoals de onsterfelijke ziel nu vertoeft in een sterfelijke tent. Zij vermeerderen zich dag na dag onder de vervolgingen, zoals de ziel haar schoonheid vergroot door zich te versterven… En het is niet volgens de voorschriften als christenen hun opdracht in de wereld opgeven, zoals het de ziel niet is toegestaan zich uit eigen beweging los te maken van het lichaam” (Epistola ad Diognetum, 6 (PG 2, 1175)).

We zouden ook niet op de goede weg zijn als we geen belang zouden hechten aan tijdelijke zaken. Ook daar wacht ons de Heer. Wees ervan verzekerd, dat de mens door de normale omstandigheden van het leven —geordend en toegelaten door de Voorzienigheid in haar oneindige Wijsheid— dichter bij God moet komen. We zullen dat doel niet bereiken als we er niet naar streven onze taak tot een goed einde te brengen; als we niet volharden in het enthousiasme voor het werk dat we met zoveel menselijke en bovennatuurlijke idealen begonnen zijn; als we onze taak niet vervullen zoals de beste. En als het mogelijk is —ik denk dat het, als je het werkelijk wilt, mogelijk zal zijn— beter dan de beste, want wij maken gebruik van alle eerbare aardse en noodzakelijke geestelijke middelen om aan God, onze Heer, een eersteklas werk te offeren, tot in de puntjes afgewerkt, volmaakt.

Uit liefde tot God, uit liefde tot de zielen, om in overeenstemming met onze roeping als christen te leven, moeten wij het voorbeeld geven. Om geen ergernis te wekken, om niet het minste vleugje vermoeden te wekken, dat de kinderen van God nonchalante nietsnutten zijn, om geen aanstoot te geven… moet u zich altijd inspannen door uw gedrag de juiste maat en de goede houding van een verantwoordelijk mens te tonen. Zowel de boer die zijn land bewerkt en daarbij zijn hart steeds tot de Heer verheft, als de timmerman, de smid, de beambte, de academicus —alle christenen— moeten een voorbeeld zijn voor hun collega's. Zonder hoogmoed, want in onze ziel leeft heel helder de overtuiging dat we de overwinning enkel en alleen kunnen behalen door op Hem te rekenen: wij alleen kunnen nog geen strootje van de grond rapen (vgl. Joh 15, 5). Zo moet ieder in zijn eigen werk, op de plaats die hij in de maatschappij bezet, de dwingende verplichting voelen een werk van God te doen dat naar alle kanten de vrede en vreugde van de Heer uitzaait. “De volmaakte christen is altijd vervuld van rust en vreugde. Rust, omdat hij zich weet in de tegenwoordigheid van God. En vreugde, omdat hij zich omgeven ziet met diens gaven. Zo'n christen is werkelijk een koninklijk persoon, een heilig priester voor God” (Clemens van Alexandrië, Stromata, 7, 7 (PG 9, 451)).

Ascese? Mystiek? Daar maak ik me geen zorgen om. Laat het ascese zijn, ofwel mystiek; wat doet het er toe? Het is een gunst van God. Als u probeert te mediteren, zal God zijn hulp niet weigeren. Geloof en geloofsdaden: daden, want de Heer —u hebt het vanaf het begin kunnen vaststellen, en ik heb het op zijn tijd onderstreept— eist elke dag meer. Dit is al contemplatie en eenwording. Zo zou het leven van veel christenen moeten zijn, ieder vooruitgaand op zijn eigen geestelijke weg —en dat zijn er ontelbaar veel— tijdens de bezigheden in de wereld, ook al zijn zij zich dat niet bewust.

Een gebed en een gedrag die ons niet afhouden van onze gewone activiteiten, die ons te midden van deze nobele, aardse inspanning naar de Heer leiden. Alle doen en laten verheffen tot de Heer, zo vergoddelijkt het schepsel de wereld. Ik heb heel vaak de mythe van koning Midas verteld die alles wat hij aanraakte in goud veranderde. In het goud van bovennatuurlijke verdiensten kunnen wij alles veranderen wat wij aanpakken, ondanks onze persoonlijke missers.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift