Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Authenticiteit → coherentie en oprechtheid van het leven.

Ieder van ons moet proberen in zijn eigen binnenste, in zijn uiterlijk gedrag, in zijn omgang met anderen, in zijn werk, zonder onderbreking in aanwezigheid van God te zijn, door een gesprek —een tweegesprek— dat aan de buitenkant niet te merken is. Of nog beter, door een tweegesprek dat zich gewoonlijk zonder het geluid van woorden uit, maar dat niettemin merkbaar is door de vasthoudendheid en de liefdevolle ijver die wij aan de dag zullen leggen om al onze taken —de belangrijkste zowel als de onbeduidendste— goed te vervullen. Als wij niet met die vasthoudendheid bezig zijn, dan zullen we weinig in overeenstemming zijn met onze status van kind van God, want dan hebben we de hulpmiddelen verspild die de Heer in zijn voorzienigheid binnen ons bereik heeft gebracht met de bedoeling, dat we slagen in het vormen van die volmaakte Man, die de mannenmaat van Christus heeft bereikt (Ef 4, 13).

Tijdens de Spaanse burgeroorlog heb ik heel wat afgereisd om mijn priesterlijke diensten aan te bieden aan veel jongens die zich aan het front bevonden. In een loopgraaf hoorde ik een gesprek dat in mij gegrift is gebleven. In de buurt van Teruel zegt een jonge soldaat over een andere, kennelijk een beetje een weifelaar, een lafaard: ?het is geen man uit één stuk!? Ik zou erg bedroefd zijn, als men met recht en rede van een van ons zou kunnen stellen dat hij niet voldoende uit één stuk is; een man die verzekert werkelijk christen, werkelijk heilig te willen zijn, maar die de hulpmiddelen minacht, omdat hij niet voortdurend aan God zijn genegenheid, zijn kinderliefde toont in het vervullen van zijn plichten. Als dat onze manier van doen was, dan zouden wij evenmin, u noch ik, christenen uit één stuk zijn.

Richt opnieuw uw blik op uw leven en vraag vergeving voor deze kleinigheid en voor die andere die onmiddellijk door de ogen van het geweten worden waargenomen; voor het verkeerde gebruik dat u van uw tong hebt gemaakt; voor die gedachten die voortdurend om uzelf draaien; voor de instemming met die kritische geest die u op een stomme wijze bezighoudt en voor u een voortdurende bron van onrust en bezorgdheid vormt… Wat zoudt u veel gelukkiger kunnen zijn. De Heer wil dat we blij zijn, dronken van vreugde, dat wij dezelfde wegen van geluk bewandelen die Hij heeft afgelegd. Wij voelen ons alleen ongelukkig, als we hardnekkig van de weg afdwalen en ons begeven op het pad van het egoïsme en de zinnelijke begeerte; of, wat veel erger is, als we dat van de schijnheiligen inslaan.

De christen zal zich in al zijn werken echt, waarachtig en eerlijk betonen. Zijn houding zal een afstraling zijn van een bepaalde geest, de geest van Christus. Als op iemand in deze wereld de plicht rust een consequente houding en gedrag te tonen, dan is het op de christen, want hij heeft deze gave in bewaring gekregen om vrucht te doen dragen (vgl. Luc 19, 13): de waarheid die bevrijdt, die redt (vgl. Joh 8, 32). Vader, zult u me vragen, hoe bereik ik die eerlijkheid van leven? Jezus Christus heeft aan zijn Kerk alle noodzakelijke middelen nagelaten: Hij heeft ons geleerd te bidden, omgang te hebben met onze hemelse Vader; Hij heeft ons zijn Geest gezonden, de Grote Onbekende, die werkzaam is in onze ziel; Hij heeft ons die zichtbare tekenen van de genade gelaten, de sacramenten. Gebruik die. Verhevig uw godsvruchtige gewoonten. Bid elke dag. En haal nooit uw schouders weg bij de zoete last van het Kruis van de Heer.

Jezus zelf heeft u gevraagd Hem te volgen als een goed leerling, met de bedoeling dat u uw doortocht over deze wereld aflegt met het zaaien van vrede en blijdschap die de wereld niet geven kan. Daartoe —ik blijf het zeggen— moeten we op weg gaan zonder angst voor het leven en zonder angst voor de dood, zonder tot elke prijs het lijden te ontvluchten dat voor een christen altijd een middel tot loutering en een gelegenheid zijn broeders en zusters waarachtig lief te hebben is, door gebruik te maken van de duizend en een omstandigheden van het gewone dagelijkse leven.

De tijd is verstreken. Ik moet nu komen tot het laatste punt van deze overdenkingen, waarmee ik uw ziel heb willen bereiken, opdat u reageert met het maken van een paar voornemens, niet veel, maar duidelijk bepaald. Denk er aan, dat God wil dat u blij bent en dat u —als u van uw kant doet wat u kunt— gelukkig, gelukkiger, allergelukkigst zult zijn, ook al zal het Kruis nooit van u wijken. Maar dat Kruis is geen schavot meer, maar de troon van waaraf Christus heerst. Met aan zijn zijde zijn Moeder, die ook onze Moeder is. De heilige Maagd zal u de kracht verlenen die nodig is om vastbesloten in het voetspoor van haar Zoon te treden.

Et viam Dei in veritate doces (Ibidem), onderrichten, onderrichten en nog eens onderrichten: de wegen van God blootleggen volgens de zuivere waarheid. U hoeft niet bang te zijn als zij uw persoonlijke fouten zien, de uwe en de mijne. In mij kriebelt juist het verlangen ze te vertonen om zo te kunnen vertellen van mijn persoonlijke strijd, mijn verlangen dit of dat punt te verbeteren in mijn gevecht om de Heer trouw te dienen. De moeite om die stommiteiten uit te bannen en de baas te worden zal al een manier zijn de goddelijke paden aan te duiden. Op de eerste plaats, en ondanks onze zichtbare fouten, door het getuigenis van ons leven; en vervolgens met de leer, zoals Onze Lieve Heer die coepit facere et docere (Hand 1, 1), begon met werken en zich pas veel later aan zijn prediking wijdde.

Na u gesterkt te hebben in de gedachte dat de priester, die tot u spreekt, van u houdt en dat de hemelse Vader nog veel meer van u houdt, want Hij is oneindig goed en oneindig Vader; na u aangetoond te hebben dat ik u niets verwijten kan, ben ik toch van mening dat ik u moet helpen Christus en de Kerk, zijn kudde, lief te hebben. Daarin wint u het —denk ik— niet van mij; u steekt mij naar de kroon, maar wint het niet van mij. Als ik in mijn preken of in persoonlijke gesprekken een of andere fout signaleer, wil ik u daarmee geen pijn doen. Ik handel uitsluitend vanuit het verlangen dat wij allen de Heer meer gaan beminnen. En ik blijf hameren op de noodzaak de deugden te beoefenen zonder uit het oog te verliezen dat die noodzaak ook mij betreft.

Op een keer hoorde ik iemand ongegeneerd beweren, dat het begaan van een misstap nergens anders goed voor is dan om nog eens honderd keer in dezelfde fout terug te vallen. Ik zeg u daarentegen, dat een verstandig mens uit die voorvallen voordeel weet te trekken, leert het goede te doen, het besluit hernieuwt heiliger te worden. Laat de ervaring van uw mislukkingen en overwinningen bij het dienen van God, naast een groeien van de liefde, altijd uitmonden in een inniger toewijding bij het, koste wat kost, nakomen van uw plichten en rechten als christen-burgers. En dan zonder lafheid, zonder op de loop te gaan voor eer of verantwoordelijkheid, zonder ons te bekommeren om de reacties die om ons heen opkomen —misschien afkomstig van zogenaamde broers— eerlijk en trouw trachten de glorie van God en het goede voor de anderen na te streven.

Wees dus verstandig. Waarom? Om rechtschapen te zijn, om de naastenliefde te beoefenen, om God en de zielen krachtdadig te dienen. Met recht en reden wordt de verstandigheid de genitrix virtutum (H. Thomas van Aquino, In III Sententiarum, dist. 33, q2 a5), moeder der deugden, en ook auriga virtutum (H. Bernardus van Clairvaux, Sermones in Cantica Cantorum, 49, 5 (PL 183, 1018)), leidsvrouwe van alle goede gewoonten, genoemd.

Daar waar wij ons bevinden, spoort de Heer ons aan: waakt! Laten we na deze vraag van God ons geweten voeden met hoopvol verlangen naar heiligheid, met daden. Geef mij uw hart, mijn zoon (Spr 23, 26), fluistert Hij ons in het oor. Houd op luchtkastelen te bouwen, besluit uw ziel te openen voor God, want alleen in de Heer zult u een echt fundament vinden voor uw hoop en voor het weldoen aan de anderen. Wanneer men niet strijdt met zichzelf, wanneer men de vijanden die de innerlijke burcht belagen —trots, afgunst, zingenot van het lichaam en van de ogen, zelfgenoegzaamheid, een dwaze zucht naar losbandigheid— niet definitief afslaat, wanneer er geen innerlijk gevecht meer is, zullen alle meer edele idealen verdorren als een bloem in het gras. De zon komt op met haar verzengende hitte; zij doet het gras verdorren, de bloem valt af en heel haar luister is verdwenen (Jak 1, 10­11). Dan zullen ontmoediging en droefheid in de kleinste spleten ontspruiten, als onkruid dat alles overwoekert.

Jezus neemt geen genoegen met een aarzelend gestamelde instemming. Hij maakt er aanspraak op en heeft er recht op dat wij vastberaden, zonder concessies aan moeilijkheden, onze weg gaan. Hij verwacht flinke en concrete stappen. Al te algemeen geformuleerde voornemens leiden immers meestal tot bijna niets. Die zo weinig omlijnde voornemens lijken me bedrieglijke hersenspinsels die de goddelijke stemmen, die het hart hoort, tot zwijgen brengen. Het zijn dwaallichten die niet branden en geen warmte geven. Het zijn voornemens die net zo vlug verdwijnen als ze opgekomen zijn.

Daarom zou ik overtuigd zijn van de oprechtheid van uw pogingen om het doel te bereiken als ik u er welbewust op af zie gaan. Doe het goede, door uw gewone houding tegenover de bezigheden van elk moment te herzien. Beoefen de gerechtigheid, met name in de omgeving waar u gewoonlijk verkeert, ook al gaat u gebukt onder vermoeidheid. Koester het geluk van de mensen om u heen, door de anderen met blijdschap te dienen op uw werkplek, door u in te spannen uw eigen werk zo volmaakt mogelijk uit te voeren, door begrip, door een glimlach, met de houding van een gedoopte. En alles voor God, met zijn glorie in gedachten, met de blik omhoog, hunkerend naar het uiteindelijke Vaderland, want alleen dat doel loont de moeite.

De durf om over God te spreken

Hoe verwerkelijken we nu dat apostolaat? Allereerst door ons voorbeeld, door te leven in overeenstemming met de Wil van de Vader, zoals Christus ons door zijn leven en onderricht geopenbaard heeft. Het ware geloof is het geloof dat geen tegenspraak tussen daden en woorden duldt. We moeten de authenticiteit van ons geloof afmeten aan de hand van het onderzoek van ons eigen gedrag. We zijn geen oprechte gelovigen, als we geen moeite doen in praktijk te brengen wat we met de lippen belijden.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift