Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Heldhaftigheid → in de strijd voor heiligheid .

Ik kan de dag niet uit mijn gedachten zetten waarop ik, al weer een hele tijd geleden, een bezoek bracht aan de kathedraal van Valencia om te bidden, en langs het graf van de eerbiedwaardige Ridaura kwam. Mij werd toen verteld, dat die priester, toen hij al heel oud was, op de vraag hoeveel jaar hij al leefde, in het Valenciaans antwoordde: ?poquets?, nog niet zo veel jaar, ?alleen de jaren die ik gebruikte om God te dienen? Velen onder u kunnen nog op de vingers van één hand de jaren tellen die verstreken zijn, sinds zij besloten de vertrouwelijke omgang met God te zoeken, besloten Hem te midden van de wereld te dienen, in hun eigen omgeving en in de uitoefening van hun beroep of vak. Maar dat is alleen maar een detail zonder belang. Wat daarentegen werkelijk meetelt, is dat we met brandijzers deze zekerheid in onze ziel branden: de oproep tot heiligheid die Christus tot alle mensen zonder uitzondering richt, eist van ieder van ons dat hij zorg besteedt aan zijn innerlijk leven en dat hij dagelijks de christelijke deugden beoefent. En dat moet niet zomaar of middelmatig gebeuren. Zelfs niet uitmuntend. We moeten ons er als helden toe zetten in de sterkste en ondubbelzinnigste betekenis van dat woord.

Het innerlijk leven: dat is een eis die noodzakelijk hoort bij de oproep die de Meester in de ziel van iedere mens heeft laten klinken. Wij zijn het aan onszelf verplicht heilig te zijn 'tot in de allerlaatste hoofdhaar', om eens een uitdrukking van mijn land te gebruiken; echte, authentieke christenen die heilig verklaard zullen kunnen worden. Zo niet, dan zullen we als leerlingen van de enige Meester mislukken. Bedenk ook dat God, door zich met ons bezig te houden en ons met zijn genade te begunstigen, zodat we kunnen vechten om te midden van de wereld de heiligheid te bereiken, ons verplicht tot apostolaat. Begrijp, dat zelfs vanuit menselijk standpunt de voortdurende zorg voor de zielen geheel vanzelfsprekend uit deze keuze voortvloeit, zoals een van de Kerkvaders het uitdrukt: “wanneer u ontdekt dat iets voordeel brengt, zult u immers proberen anderen erin te betrekken. U moet dus wensen, dat anderen u langs de wegen van de Heer begeleiden. Als u op weg naar het forum of de baden iemand tegenkomt die niets te doen heeft, dan vraagt u hem met u mee te gaan. Pas die aardse gewoonte ook op het geestelijke toe en ga, als u naar God gaat, niet alleen” (H. Gregorius de Grote, Homiliae in Evangelia, 6, 6 (PL 76, 1098)).

Als we onze tijd niet zinloos willen verspillen —en ons niet willen verschuilen achter de smoes van buiten ons liggende problemen in onze directe omgeving, problemen waaraan sinds het begin van het christendom nooit gebrek is geweest—, dan moeten we goed in gedachten houden dat Christus heeft gewild dat het nuttig effect van onze inspanningen om mensen uit onze omgeving tot Hem te brengen, gewoonlijk bepaald wordt door ons innerlijk leven. Jezus heeft heiligheid als voorwaarde gesteld. Door Christus is het zó ingericht, dat apostolaat zonder heiligheid geen nuttig resultaat oplevert; of beter gezegd: zonder ons in te spannen trouw te zijn, want hier op aarde zullen we nooit heilig zijn. Dat lijkt ongeloofwaardig, maar God en de mensen verwachten, dat we trouw zijn zonder dat er water in de wijn gedaan wordt en zonder dat er iets verbloemd wordt; met een trouw die zonder middelmatigheid of concessies in de volheid van een christelijke roeping met ijver wordt gevolgd en in praktijk gebracht.

Inderdaad gaat het om een moeilijk en verheven doel. Maar verlies niet uit het oog, dat niemand als heilige geboren wordt. De heilige wordt gesmeed in het voortdurende samenspel van de genade van God en het antwoord van de mens daarop. “Alles wat groeit —daarop vestigt een christelijk schrijver uit de eerste eeuwen in verband met de vereniging met God de aandacht— begint klein. Door zich allengs te voeden wordt men in steeds toenemende mate groter” (H. Marcus Kluizenaar, De lege spirituali, 172 (PG 65, 926)). Daarom zeg ik u dat, als u zich op alle terreinen als een christen wilt gedragen —en ik weet dat u zich daarop ingesteld hebt, ook al kost het u vaak moeite uzelf te overwinnen of dat arme lijf telkens weer voort te jagen— u dan de uiterste zorg aan de kleinste details moet besteden. U kunt immers de heiligheid die Onze Heer van u eist, alleen bereiken door met liefde tot God uw werk te doen, uw plichten van elke dag na te komen, die bijna altijd bestaan uit kleine tastbare feiten.

Als u ermee instemt, dat God het bevel voert over uw schip, dat Hij de koers bepaalt, wat een zekerheid! … zelfs als het schijnt dat Hij er niet bij is, dat Hij blijft slapen, dat Hij zich om ons geen zorgen maakt, en de storm in het midden van de diepste duisternis opsteekt. De heilige Marcus doet het relaas van de Apostelen die zich in ongeveer dezelfde omstandigheden bevonden. Toen Jezus zag, dat zij zich aftobden om vooruit te komen —de wind zat hun tegen— kwam Hij omstreeks de vierde nachtwake te voet over het meer naar hen toe… Weest gerust, Ik ben het. Vreest niet. Hij klom bij hen in de boot en de wind bedaarde (Mar 6, 48 en 50-51).

Kinderen, er gebeuren zoveel dingen op aarde! Ik zou kunnen spreken over inspanning, lijden, slechte behandeling, martelingen —ik meen elke letter— over de heldenmoed van velen. In onze ogen en in ons verstand lijkt het soms dat Christus slaapt, dat Hij ons niet hoort; maar de heilige Lucas vertelt ons hoe Hij zich bekommert om de zijnen: en onder het varen viel Hij in slaap. Toen een hevige stormbui op het meer losbarstte, maakte het schip water en ze verkeerden in nood. Ze liepen dan ook naar Hem toe en maakten Hem wakker met de uitroep: Meester, Meester, wij vergaan! Hij stond op, richtte zich met een dwingend woord tot de wind en het woeste water; ze bedaarden en het werd stil. En hij sprak tot hen: Waar is uw geloof? (Luc 8, 23-25).

Als wij ons geven, geeft Hij zich geheel en al aan ons. Wij moeten een volstrekt vertrouwen in de Meester hebben, wij moeten ons lot in zijn handen leggen, zonder krenterigheid. We moeten Hem door onze daden laten zien, dat de boot van Hem is, dat Hij naar eigen goeddunken mag beschikken over alles wat van ons is.

Tot slot: met de voorspraak van de Heilige Maria maken wij de voornemens om met geloof te leven; vol hoop te volharden; aan Christus toegewijd te blijven; Hem echt, echt, echt te beminnen; ons avontuur der liefde van begin tot eind te beleven en te genieten, want wij zijn verliefd op God; Christus als Meester en Heer aan boord van ons arme bootje te laten, Hem bezit te doen nemen van onze ziel; Hem oprecht te tonen, dat we ons best doen altijd, dag en nacht, in zijn tegenwoordigheid te blijven omdat Hij ons tot het geloof geroepen heeft: ecce ego quia vocasti me! (1 Sam 3, 8), hier ben ik. U hebt mij geroepen. En wij komen naar zijn schaapsstal, gelokt door zijn stem en het fluitje van de Goede Herder, zeker als we ervan zijn het tijdelijk en eeuwig geluk alleen maar in zijn beschutting te vinden.