Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Huichelarij → met God.

Jezus had de avond tevoren hard gewerkt en toen Hij op weg ging, voelde Hij de honger. Gedreven door de noodzaak die honger te stillen gaat Hij naar de vijgeboom die —in de verte— zijn prachtige bladertooi laat zien. De heilige Marcus verhaalt ons, dat het niet de tijd van de vijgen (Mar 11, 13) was. Maar onze Heer gaat naar de boom toe om vijgen te plukken, terwijl Hij heel goed weet, dat Hij er niet een zal vinden in dat seizoen. Desondanks gaat Hij naar de boom zonder vruchten die met zijn overvloed aan bladeren zo vruchtbaar schijnt en Hij beveelt: Niemand zal in eeuwigheid nog vruchten van je eten! (Mar 11, 14).

Dat is hard, ja! Je zult nooit meer vrucht dragen! Wat moet er toen in de apostelen omgegaan zijn, zeker als ze bedachten dat het de Wijsheid Gods was die sprak! Christus vervloekte die boom, omdat hij alleen maar de schijn van vruchtbaarheid vond, gebladerte. Zo leren we, dat we geen enkel excuus hebben als we niet iets voortbrengen. Misschien wordt er gezegd: ?Ik beschik niet over de benodigde kennis… Geen excuus! Of men geeft toe: ?het komt door ziekte, door mijn talent dat niet groot is, door de omstandigheden die niet meewerken, door de omgeving…!? Die smoesjes tellen evenmin! Wee degene, die zich tooit met het gebladerte van een vals apostolaat, die zich siert met de bladertooi van een leven vol schijnvruchten, zonder eerlijk streven vrucht voort te brengen. Hij schijnt zijn tijd goed te gebruiken: hij draaft heen en weer, organiseert, hij vindt een nieuwe methode uit om alles op te lossen… Maar er komt niets te voorschijn. Niemand zal zich kunnen voeden met zijn activiteiten, waaraan het bovennatuurlijk sap ontbreekt.

Laten we de Heer vragen, dat wij bereid mogen zijn met een heroïsche vruchtbaarheid te werken. Want bij heel wat mensen op aarde ontdekt men, als men dichterbij komt, alleen maar bladeren; grote, blinkende, glanzende bladeren. Enkel en alleen maar gebladerte, verder niets. En de zielen kijken ons aan in de hoop hun honger te stillen, hun honger naar God. We moeten niet vergeten, dat we over alle hulpmiddelen beschikken: voldoende kennis van de leer, de genade van God, ondanks al onze kleine gebreken.

J@#ubilate Deo. Exsultate Deo adiutori nostro (Ps 81, 2 (Introïtus van de Mis)). Juicht God ter eer. Jubelt voor God, onze enige Sterkte. Wie dit niet begrijpt, Jezus, weet niets van liefde, zonde of ellende. Ik ben een armzalig mens en ik ken zonde, liefde en ellende. Weet u wat het is opgeheven te worden naar het hart van God? Begrijpt u dat een ziel voor het aanschijn van de Heer treedt, zijn hart voor Hem opent, Hem zijn klachten voorlegt? Ik beklaag me bijvoorbeeld als Hij jonge mensen tot Zich roept die Hem op aarde nog vele jaren hadden kunnen dienen en beminnen; omdat ik het niet begrijp. Het zijn echter verzuchtingen vol vertrouwen. Ik weet dat ik, als ik me losmaak uit de armen van God, direct zal struikelen. Daarom voeg ik er onmiddellijk, terwijl ik de plannen van de Hemel aanvaard, langzaam aan toe: Moge hij gedaan en vervuld worden, laat hij geloofd en eeuwig geprezen zijn, de allerrechtvaardigste en allerbeminnelijkste Wil van God boven alle dingen. Amen. Amen.

Dat is de wijze van doen die het evangelie ons leert, de zeer heilige spitsvondigheid en de bron van succes in de apostolische arbeid. Het is de oorsprong van onze liefde en onze vrede: de liefde en vrede van de kinderen Gods. Het is het pad waarlangs we genegenheid en hemelse rust naar de mensen kunnen doorgeven. Onze dagen zullen alleen in Liefde hun voleinding vinden als we ons werk geheiligd hebben en daarin het verborgen geluk gezocht hebben van de zaken van God. We zullen ons gedragen met de heilige schaamteloosheid van kinderen en we zullen de schaamte —de schijnheiligheid— van de volwassenen afwijzen die bang zijn naar hun Vader terug te keren, als hun het fiasco van een val overkomen is.

Ik eindig met de groet van de Heer die het evangelie ons overlevert: pax vobis. Vrede zij met u… En de leerlingen werden vervuld met vreugde bij het zien van de Heer (Joh 20, 19­20), van de Heer die ons naar de Vader voert.

Verplichtingen uit gerechtigheid jegens God en jegens de mensen

Laat het goed in onze ziel gegrift zijn, zodat het in ons gedrag te zien is: allereerst gerechtigheid jegens God. Dat is de toetssteen van het ware hongeren en dorsten naar gerechtigheid (Mat 5, 6), dat iets anders is dan het rumoer van jaloerse, verbitterde, egoïstische, vrekkige… mensen. Wie immers aan onze Schepper en Redder de erkentelijkheid onthoudt voor de overvloedige en onuitsprekelijke rijkdom die Hij ons verleent, begaat de vreeswekkendste en ondankbaarste van alle onrechtvaardigheden. U echter, als u werkelijk moeite doet rechtschapen te zijn, zult u vaak in gedachten houden hoe afhankelijk u bent van God — want, wat bezit gij dat u niet gekregen hebt? (1 Kor 4, 7). Zo zult u vervuld raken van dankbaarheid en verlangen voldoening te schenken aan een Vader die van ons houdt tot op het onbegrijpelijke af.

Dan zal de juiste geest van kinderlijke vroomheid bezit van u nemen die u met open hart naar God zal leiden. Als de schijnheiligen rondom u betwijfelen of de Heer het recht heeft zoveel te eisen, moet u zich niet van de wijs laten brengen. Integendeel, zoek de aanwezigheid van God, zonder voorbehoud, volgzaam, als leem in de hand van de pottenbakker (Jer 18, 6), en belijd Hem in onderdanige genegenheid: Deus meus et omnia, Gij zijt mijn God en mijn Al. En als u soms een keer een onverwachte slag wordt toegebracht, dan zou u met nieuwe blijdschap moeten kunnen zingen: moge de zeer rechtvaardige en beminnelijke Wil van God gedaan, vervuld, geprezen en eeuwig verheerlijkt worden boven alle dingen. Amen. Amen.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift