Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Tegenwoordigheid van God → contemplatief midden in de wereld.

Uit liefde tot God, uit liefde tot de zielen, om in overeenstemming met onze roeping als christen te leven, moeten wij het voorbeeld geven. Om geen ergernis te wekken, om niet het minste vleugje vermoeden te wekken, dat de kinderen van God nonchalante nietsnutten zijn, om geen aanstoot te geven… moet u zich altijd inspannen door uw gedrag de juiste maat en de goede houding van een verantwoordelijk mens te tonen. Zowel de boer die zijn land bewerkt en daarbij zijn hart steeds tot de Heer verheft, als de timmerman, de smid, de beambte, de academicus —alle christenen— moeten een voorbeeld zijn voor hun collega's. Zonder hoogmoed, want in onze ziel leeft heel helder de overtuiging dat we de overwinning enkel en alleen kunnen behalen door op Hem te rekenen: wij alleen kunnen nog geen strootje van de grond rapen (vgl. Joh 15, 5). Zo moet ieder in zijn eigen werk, op de plaats die hij in de maatschappij bezet, de dwingende verplichting voelen een werk van God te doen dat naar alle kanten de vrede en vreugde van de Heer uitzaait. “De volmaakte christen is altijd vervuld van rust en vreugde. Rust, omdat hij zich weet in de tegenwoordigheid van God. En vreugde, omdat hij zich omgeven ziet met diens gaven. Zo'n christen is werkelijk een koninklijk persoon, een heilig priester voor God” (Clemens van Alexandrië, Stromata, 7, 7 (PG 9, 451)).

Wat zal het prachtig zijn als onze Vader ons zegt: Goede en getrouwe dienaar, over weinig waart ge trouw, over veel zal Ik u aanstellen. Ga binnen in de vrede van uw Heer (Mat 25, 21). Wees hoopvol. Dat is het wonder van de contemplatieve ziel. Wij leven uit het geloof, de hoop en de liefde. En de hoop maakt ons machtig. Denk nog eens aan de heilige Johannes: Ik schrijf u, jongemannen, dat gij sterk zijt. Gods woord woont in u en gij hebt de boze overwonnen (1 Joh 2, 14). God dringt bij ons aan, omwille van de eeuwige jeugd van zijn Kerk en van de hele mensheid. Al het menselijke kunt u goddelijk maken, zoals koning Midas alles wat hij aanraakte, in goud veranderde.

Vergeet het nooit, na de dood zult u ontvangen worden door de Liefde. En in de liefde van God zult u bovendien alle zuivere liefde vinden die u op aarde bezat. De Heer heeft het zo beschikt, dat wij deze korte reis van ons bestaan afleggen met werken en, zoals zijn Eniggeborene, weldoende rond te gaan (vgl. Hand 10, 38). Ondertussen moeten wij alert zijn op het horen van de roep die de heilige Ignatius van Antiochië waarnam in zijn ziel, toen het uur van zijn marteldood aanbrak: “Kom naar de Vader” (H. Ignatius van Antiochië, Epistola ad Romanos, 7 (PG 5, 694)), kom naar uw Vader die vol verlangen op u wacht.

Vraag de heilige Maria, Spes nostra, onze hoop, dat zij in ons het heilig verlangen doet ontbranden allen bijeen te wonen in het huis van de Vader. Niets zal ons zorgen baren, als wij besluiten ons hart te verankeren in het verlangen naar het echte Vaderland: de Heer zal ons leiden met zijn genade en het schip met gunstige wind naar wolkeloze kusten stuwen.

Voor sommigen is dit alles misschien bekend, voor anderen nieuw. Voor allen is het moeilijk. Ikzelf zal tot aan mijn laatste snik blijven preken dat het absoluut noodzakelijk is, dat we een geest van gebed hebben, altijd, in welke situatie dan ook, in de meest uiteenlopende omstandigheden, want God laat ons nooit in de steek. Het is niet christelijk de vriendschap van God alleen te zien als een uiterst redmiddel. Is het soms normaal, dat we mensen van wie we houden, ignoreren en minachten? Zeker niet. Onze woorden, verlangens, gedachten gaan voortdurend uit naar onze geliefden; het is net een blijvende aanwezigheid. Zo moet het ook zijn met God.

Dit zoeken naar de Heer maakt van onze hele dag één intiem en vertrouwelijk gesprek. Ik heb het gezegd, ik heb het heel vaak geschreven en ik wil het best nog eens herhalen, omdat de Heer —met zijn voorbeeld— ons laat zien dat dit het juiste gedrag is: bidden zonder ophouden, van de vroege morgen tot de late avond en van de late avond tot de vroege morgen. Als alles op rolletjes gaat: dank U, God! Als er een moeilijk ogenblik is: Heer, laat me niet alleen! En deze God, zachtmoedig en nederig van hart (Mat 11, 29), zal onze smeekbeden niet vergeten en zal ook niet onaangedaan blijven, want Hij heeft ons verzekerd: Vraagt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en er zal worden opengedaan (Luc 11, 9).

Laten we er daarom voor zorgen ons bovennatuurlijk gezichtspunt nooit kwijt te raken en God te zien achter alles wat ons overkomt: achter aangename dingen, onaangename dingen, achter troostrijke dingen… en achter de ontroostbaarheid om de dood van een geliefde. Eerst en vooral spreek met God, uw Vader. Zoek de Heer in het centrum van uw ziel. Dat is geen onbelangrijke zaak. Het is juist een duidelijk blijk van een duurzaam innerlijk leven, van een authentieke samenspraak in liefde. Deze levenswijze zal ons geen enkele psychische misvorming opleveren, omdat ze —voor een christen— even natuurlijk is als het kloppen van zijn hart.

Houd voor ogen dat de Heer zucht van verlangen om ons langs een wondere baan te leiden, een goddelijke en tegelijk menselijke baan die bestaat uit opgewekte offervaardigheid, uit vreugde vermengd met smart, uit zelfverloochening. Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen (Mat 16, 24). Een raad die we allemaal gehoord hebben. We moeten besluiten Hem waarachtig te volgen. De Heer moet gebruik van ons kunnen maken, opdat we, uitgezonden naar alle kruispunten van de wereld —in innige vereniging met God— zout, gist en licht mogen zijn. U, in God, om licht te brengen, smaak te geven, om te doen rijzen en gisten.

Maar laten we wel bedenken, dat we niet zelf dat licht voortbrengen: we weerspiegelen het alleen. Niet wij zijn het heil der zielen, als we hen overhalen het goede te doen: we zijn alleen een —min of meer waardig— instrument in Gods heilsplan. Laten we nooit denken, dat het goede dat we doen ons eigen werk is. Dan neemt de hoogmoed weer bezit van ons, erger dan tevoren. Dan verliest het zout zijn smaak, de gist zijn kracht en zal het licht duisternis worden.

Misschien denkt een van u dat het alledaagse, het gewone doen en laten in ons leven van alledag, zich niet erg leent om ons hart steeds gericht te houden op een zo zuiver schepsel als Maria. Ik vraag u even na te denken. Wat zoeken wij altijd, hoewel niet expliciet, bij alles wat wij doen? Als wij ons laten leiden door de liefde tot God en wij met de juiste intentie te werk gaan, zoeken wij het goede, het zuivere, datgene wat het geweten vrede brengt en de ziel geluk. En vergissen wij ons dan nooit? Ja zeker wel, maar juist het erkennen van die fouten betekent duidelijker inzien dat ons doel is: een niet kortstondig, maar diep, onverstoord, menselijk en bovennatuurlijk geluk.

Er bestaat een schepsel dat een dergelijk geluk op aarde verkregen heeft, omdat dit schepsel het meesterwerk van God is: onze Moeder, de heilige Maagd Maria. Zij leeft en beschermt ons; zij bevindt zich naast de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, met lichaam en ziel. Dezelfde Maria die werd geboren in Palestina, die zich vanaf haar vroegste jeugd in handen stelde van de Heer, die de boodschap van de aartsengel Gabriël ontving, die het levenslicht schonk aan onze Verlosser en die naast Hem aan de voet van zijn Kruis stond.

In haar zijn alle idealen verwerkelijkt, maar daaruit moeten we niet de conclusie trekken dat haar verhevenheid en grootheid haar voor ons ongenaakbaar en afstandelijk maken. Zij is vol van genade, de som van alle volmaaktheden: en zij is Moeder. Met haar macht bij God zal zij alles wat wij haar vragen voor ons verkrijgen; als Moeder wil zij ons dat graag geven. Bovendien begrijpt en doorziet zij als Moeder onze zwakheden, bemoedigt, verontschuldigt, vergemakkelijkt de weg en heeft het redmiddel steeds bij de hand, zelfs als er niets meer mogelijk lijkt.

Ascese? Mystiek? Daar maak ik me geen zorgen om. Laat het ascese zijn, ofwel mystiek; wat doet het er toe? Het is een gunst van God. Als u probeert te mediteren, zal God zijn hulp niet weigeren. Geloof en geloofsdaden: daden, want de Heer —u hebt het vanaf het begin kunnen vaststellen, en ik heb het op zijn tijd onderstreept— eist elke dag meer. Dit is al contemplatie en eenwording. Zo zou het leven van veel christenen moeten zijn, ieder vooruitgaand op zijn eigen geestelijke weg —en dat zijn er ontelbaar veel— tijdens de bezigheden in de wereld, ook al zijn zij zich dat niet bewust.

Een gebed en een gedrag die ons niet afhouden van onze gewone activiteiten, die ons te midden van deze nobele, aardse inspanning naar de Heer leiden. Alle doen en laten verheffen tot de Heer, zo vergoddelijkt het schepsel de wereld. Ik heb heel vaak de mythe van koning Midas verteld die alles wat hij aanraakte in goud veranderde. In het goud van bovennatuurlijke verdiensten kunnen wij alles veranderen wat wij aanpakken, ondanks onze persoonlijke missers.