Lijst van punten

Er zijn 11 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Voorzichtigheid → beslissing en sterkte.

Sterkte en geduld: kalmte. Maar niet de kalmte die in het belang van persoonlijke rust geen aandacht heeft voor zijn broers en zussen en niet voor de grote taak, die iedereen aanbelangt, het op grote schaal verspreiden van het goede over de wereld. Kalmte omdat er altijd vergeving mogelijk is, omdat er voor alles een geneesmiddel is; behalve voor de dood en de dood is —voor de kinderen Gods— het leven. Kalmte, al was het maar om verstandig te kunnen handelen. Wie de kalmte bewaart is in staat zijn verstand te gebruiken, de voors en tegens af te wegen, met rijp beraad de gevolgen te overzien van gemaakte plannen. En dan kan hij besluitvaardig handelen.

Het verhaal van het evangelie gaat verder: En zij zonden hun leerlingen —leerlingen van de Farizeeën— op Hem af, samen met de Herodianen, om te vragen: Meester… (Mat 22, 16). Let eens op het gedraai van woorden waarmee ze Hem Meester noemen. Zij doen alsof zij Hem bewonderen en zijn vrienden zijn, zij kennen Hem het gezag toe van iemand die iets te onderwijzen heeft. Magister, scimus quia verax es (Ibidem), Magister, Meester wij weten dat Gij oprecht zijt…! Wat een onbeschaamde slimmigheid! Hebt u ooit zo'n dubbelhartigheid gezien? Wees in deze wereld op alles voorbereid. Wees niet achterdochtig of wantrouwig, maar voel liever op uw schouders —denk maar aan het beeld van de Goede Herder dat we kennen uit de catacomben— de last van dat schaap, dat niet een enkele ziel is, maar de gehele Kerk, de hele mensheid.

Door het grootmoedig aanvaarden van die verantwoordelijkheid zult u stoutmoedig zijn en zult u verstandig zijn in het verdedigen van en het staan op de rechten van God. Dan zullen velen u om de rechtschapenheid van uw gedrag beschouwen als meester en u zo noemen, zonder dat u dat nastreeft. Wij zoeken geen aardse roem. Maar wees niet verbaasd als er tussen de mensen die naar u toe komen ook een paar glippen die u alleen maar willen vleien. Grif in uw ziel wat u me al zo vaak hebt horen zeggen: laster, roddel, menselijk opzicht, noch het wat-zullen-ze-ervan-zeggen, en nog minder schijnheilige eerbewijzen, mogen ons ooit weerhouden onze plicht te doen.

Ik maak er geen geheim van dat ik, als ik corrigerend moet optreden of een beslissing moet nemen die verdriet zal veroorzaken, vooraf, tijdens en nadien lijd: en ik ben echt niet overgevoelig. Ik troost me met de gedachte dat alleen dieren niet huilen: gehuild wordt er door ons, mensen, door de kinderen Gods. Ik begrijp dat ook u zich op bepaalde ogenblikken ongelukkig zult voelen bij het ten einde toe trouw vervullen van uw plicht. Vergeet alstublieft niet, dat het makkelijker is —maar dat is een vergissing— tot elke prijs het lijden te ontlopen met het excuus de naaste niet voor het hoofd te willen stoten. Heel vaak is een dergelijke terughoudendheid de dekmantel voor een schandelijke vlucht voor eigen smart. Het is immers gewoonlijk niet aangenaam een ernstige berisping uit te delen. Denk er wel aan, mijn kinderen, dat de hel vol zit met gesloten monden.

Er luisteren nu verscheidene artsen naar mij. Neem me niet kwalijk dat ik weer een voorbeeld op het medische vlak geef. Misschien sla ik wel een flater, maar als ascetische vergelijking gaat het wel op. Wil men een open wond verzorgen, dan moet men die eerst schoonmaken, met een flink stuk eromheen. De chirurg weet maar al te goed, dat dit pijn doet; maar als hij die behandeling overslaat, zal de pijn later erger zijn. Dan wordt er onmiddellijk een ontsmettingsmiddel opgedaan. Dat schrijnt —pikt zeiden wij thuis— doet pijn, maar er is geen andere behandelingswijze tegen het ontsteken van de wond.

Als het voor de lichamelijke gezondheid duidelijk is dat die middelen toegepast moeten worden, ook al gaat het om schaafwondjes van de oppervlakkigste soort, dan moeten wij als het gaat om de grote zaken van de ziel —de gevoelige plekken in het bestaan van een mens— wassen, insnijden, gladstrijken, ontsmetten, lijden. De verstandigheid vergt van ons dat we dusdanig ingrijpen en onze plicht niet uit de weg gaan, want wie daarmee schippert geeft blijk van een gebrek aan bedachtzaamheid en pleegt een zware aanslag op de rechtvaardigheid en de sterkte.

Wees ervan overtuigd dat een christen, als hij werkelijk streeft naar een rechtschapen optreden tegenover God en tegenover de mensen, alle deugden nodig heeft, tenminste in aanleg. Vader —vraagt u mij— en mijn zwakheden? Ik geef u dit antwoord: Kan een arts die ziek is, iemand anders niet behandelen, ook al lijdt hij aan een slepende kwaal? Verhindert zijn ziekte hem voor anderen een adequaat recept uit te schrijven? Duidelijk niet. Voor een goede behandeling hoeft hij alleen maar de juiste kennis te hebben en toe te passen, met dezelfde instelling als waarmee hij zijn eigen ziekte bestrijdt.

De eigen zwakte als geneeskrachtige zalf

U ontdekt, net als ik, dagelijks dat u beladen bent met veel fouten, als u moedig in de aanwezigheid van God gewetensonderzoek doet. Als u strijdt om die kwijt te raken, met de hulp van God, zijn ze niet van beslissende betekenis en worden ze overwonnen, hoewel het schijnt dat wij ze nooit helemaal uitgeroeid krijgen. Sterker nog, ondanks deze zwakheden zult u ertoe bijdragen de grote tekortkomingen van anderen te genezen, elke keer als u tracht te beantwoorden aan de genade van God. Door toe te geven dat u even zwak bent als zij —in staat tot alle feilen en fouten— zult u meer begrip kunnen opbrengen, meer fijngevoeligheid, en zult u, tegelijkertijd, veeleisender worden opdat wij allen het vaste voornemen maken God te beminnen met geheel ons hart.

Wij christenen, kinderen van God, moeten de anderen helpen door oprecht in praktijk te brengen wat die schijnheiligen met valse bedoelingen tot de Meester prevelden: Gij ziet de mensen niet naar de ogen (Mat 22, 16). Dat wil zeggen, dat wij ons moeten ontdoen van elk menselijk opzicht —voor ons tellen alle zielen!— hoewel we ons logischerwijze het eerst moeten bezighouden met diegenen die God door een of andere omstandigheid —ook al zijn het, naar de schijn, louter menselijke oorzaken— aan onze zijde heeft geplaatst.

Et viam Dei in veritate doces (Ibidem), onderrichten, onderrichten en nog eens onderrichten: de wegen van God blootleggen volgens de zuivere waarheid. U hoeft niet bang te zijn als zij uw persoonlijke fouten zien, de uwe en de mijne. In mij kriebelt juist het verlangen ze te vertonen om zo te kunnen vertellen van mijn persoonlijke strijd, mijn verlangen dit of dat punt te verbeteren in mijn gevecht om de Heer trouw te dienen. De moeite om die stommiteiten uit te bannen en de baas te worden zal al een manier zijn de goddelijke paden aan te duiden. Op de eerste plaats, en ondanks onze zichtbare fouten, door het getuigenis van ons leven; en vervolgens met de leer, zoals Onze Lieve Heer die coepit facere et docere (Hand 1, 1), begon met werken en zich pas veel later aan zijn prediking wijdde.

Na u gesterkt te hebben in de gedachte dat de priester, die tot u spreekt, van u houdt en dat de hemelse Vader nog veel meer van u houdt, want Hij is oneindig goed en oneindig Vader; na u aangetoond te hebben dat ik u niets verwijten kan, ben ik toch van mening dat ik u moet helpen Christus en de Kerk, zijn kudde, lief te hebben. Daarin wint u het —denk ik— niet van mij; u steekt mij naar de kroon, maar wint het niet van mij. Als ik in mijn preken of in persoonlijke gesprekken een of andere fout signaleer, wil ik u daarmee geen pijn doen. Ik handel uitsluitend vanuit het verlangen dat wij allen de Heer meer gaan beminnen. En ik blijf hameren op de noodzaak de deugden te beoefenen zonder uit het oog te verliezen dat die noodzaak ook mij betreft.

Op een keer hoorde ik iemand ongegeneerd beweren, dat het begaan van een misstap nergens anders goed voor is dan om nog eens honderd keer in dezelfde fout terug te vallen. Ik zeg u daarentegen, dat een verstandig mens uit die voorvallen voordeel weet te trekken, leert het goede te doen, het besluit hernieuwt heiliger te worden. Laat de ervaring van uw mislukkingen en overwinningen bij het dienen van God, naast een groeien van de liefde, altijd uitmonden in een inniger toewijding bij het, koste wat kost, nakomen van uw plichten en rechten als christen-burgers. En dan zonder lafheid, zonder op de loop te gaan voor eer of verantwoordelijkheid, zonder ons te bekommeren om de reacties die om ons heen opkomen —misschien afkomstig van zogenaamde broers— eerlijk en trouw trachten de glorie van God en het goede voor de anderen na te streven.

Wees dus verstandig. Waarom? Om rechtschapen te zijn, om de naastenliefde te beoefenen, om God en de zielen krachtdadig te dienen. Met recht en reden wordt de verstandigheid de genitrix virtutum (H. Thomas van Aquino, In III Sententiarum, dist. 33, q2 a5), moeder der deugden, en ook auriga virtutum (H. Bernardus van Clairvaux, Sermones in Cantica Cantorum, 49, 5 (PL 183, 1018)), leidsvrouwe van alle goede gewoonten, genoemd.

Ieder het zijne

Lees aandachtig dit tafereel in het evangelie om uw voordeel te doen met deze wonderbaarlijke lessen over de deugden die een licht moeten zijn voor onze manier van doen. Na hun schijnheilige en vleiende inleidende opmerkingen stellen de Farizeeën en Herodianen hun probleem: Wat dunkt U, is het geoorloofd belasting te betalen aan de keizer of niet? (Mat 22, 17). “Let nu op hun sluwheid —schrijft de heilige Johannes Chrysostomus— ze zeggen immers niet: leg ons eens uit wat goed, billijk en geoorloofd is; maar: zeg ons, wat dunkt U. Zij hadden maar één ding op het oog: Hem gevangennemen en met kwade bedoelingen overleveren aan de politieke macht” (H. Johannes Chrysostomus, In Matthaeum homiliae, 70, 1 (PG 58, 656)). Maar Jezus doorzag hun valsheid en zei: Waarom probeert gij Mij te vangen, gij huichelaars? Laat mij de belastingmunt eens zien. Zij hielden Hem een denarie voor. Hij vroeg hun: Van wie is deze beeldenaar en het opschrift? Zij antwoordden: Van de keizer. Daarop sprak Hij tot hen: Geeft dan aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God, wat God toekomt (Mat 22, 18­21).

U ziet dat het een oud dilemma is. Het antwoord van de Meester is helder en ondubbelzinnig. Er is geen —er bestaat geen— tegenstelling tussen het dienen van God en het dienen van de mensen; tussen het uitoefenen van onze rechten en plichten als burger en als gelovige; tussen de inspanning om de tijdelijke samenleving vorm te geven en te verbeteren en de overtuiging dat onze tocht door deze wereld de weg is die ons voert naar het hemels vaderland.

Ook hier zien we weer duidelijk die eenheid van leven die —ik zal het blijven herhalen— een wezenlijke voorwaarde is voor hen die zich erop toeleggen zich te heiligen te midden van de gewone omstandigheden van hun werk, van hun banden met gezin en maatschappij. Jezus laat die scheiding niet toe: Niemand kan twee heren dienen; hij zal de een haten en de ander liefhebben, ofwel de een aanhangen en de ander verachten (Mat 6, 24). Het enkel en alleen kiezen voor God, wat de christen doet als hij volledig beantwoordt aan zijn roeping, doet hem alles richten op de Heer en doet hem, tegelijkertijd, aan zijn naaste alles geven wat hem rechtens toekomt.

Het heeft geen zin zich te verschuilen achter schijnbaar vrome argumenten om anderen te onthouden wat hun toekomt: als iemand zegt dat hij God liefheeft, terwijl hij zijn broeder haat, is hij een leugenaar (1 Joh 4, 20). Maar ook hij die afdingt op de liefde en de eerbied —de aanbidding— die hij de Heer als Schepper en Vader verschuldigd is, draait zichzelf een rad voor ogen. En hij die weigert de geboden van de Heer te onderhouden onder het valse voorwendsel dat een of ander gebod niet in overeenstemming te brengen is met de dienst aan de naaste, kan bij de heilige Johannes de duidelijke waarschuwing lezen dat men aan ons kan zien dat wij de kinderen van God liefhebben, als wij God liefhebben en zijn geboden onderhouden. Want de liefde tot God bestaat in het onderhouden van zijn geboden; en zijn geboden zijn niet zwaar (1 Joh 5, 2­3).

Misschien hoort u velen —uit hoofde van functionaliteit, of zelfs van naastenliefde— vertogen houden en theorieën ontwikkelen met het doel de blijken van respect en eerbied jegens God in te perken. Alles waardoor eer gebracht wordt aan de Heer is in hun ogen overdreven. Schenk aan hen geen aandacht: vervolg uw eigen weg. Die geweldige theorieën gaan alleen over twistpunten die tot niets leiden, behalve dan dat ze aanstoot geven aan de zielen en verhinderen dat het voorschrift van Jezus Christus opgevolgd wordt ieder het zijne te geven en met fijngevoelige standvastigheid de heilige deugd van rechtvaardigheid te beoefenen.

Rechtvaardigheid en liefde

Lees de Heilige Schrift. Overweeg een voor een de gebeurtenissen uit het leven van de Heer, zijn onderricht. Denk in het bijzonder aan de raad en de waarschuwingen waarmee Hij die handvol mannen voorbereidde die zijn apostelen, zijn boodschappers zouden zijn van het ene tot het andere eind van de aarde. Wat is de belangrijkste richtlijn die Hij hen geeft? Is dat niet het gebod van de liefde? Was het niet uit liefde dat zij zich op weg begaven naar die heidense en verdorven wereld?

Wees ervan overtuigd dat de grote problemen van de mensheid niet met alleen rechtvaardigheid opgelost worden. Als men vanuit rechtvaardigheid alleen handelt, moet men zich er niet over verbazen, dat mensen gekwetst blijven. De waardigheid van de mens, die kind van God is, vraagt veel meer. De liefde moet er in- en bijgevoegd worden, want zij verzoet alles, zij vergoddelijkt het: God is Liefde (1 Joh 4, 16). Laten we alles wat wij doen, doen uit liefde tot God, dan wordt het makkelijker de naaste te beminnen en onze aardse liefdes zuiverder en verhevener te maken.

Om van pure rechtvaardigheid tot een overvloed aan liefde te komen is er een hele weg te gaan. En er zijn er niet veel die dat tot het eind toe volhouden. Sommigen zijn al tevreden als zij bij de drempel zijn: zij laten de rechtvaardigheid achter en beperken zich tot een beetje weldadigheid die zij aanmerken als liefde, zonder dat ze er erg in hebben dat het maar een stukje is van wat zij zouden moeten doen. En zij glimmen van tevredenheid met zichzelf, zoals de Farizeeër die meende ruimschoots volgens de regels van de wet te leven, omdat hij twee dagen per week vastte en tienden gaf van al wat hij bezat (vgl. Luc 18, 12).

Liefhebben, wat is als het uit de band springen van de rechtvaardigheid, vraagt op de eerste plaats het vervullen van de plicht. Men begint met wat rechtvaardig is; men gaat verder met wat het meest billijk is…; maar beminnen vergt veel aandacht, veel fijnzinnigheid, veel eerbied, veel genegenheid. Het is kortom het opvolgen van de raad van de Apostel: draagt elkanders lasten, zo vervult gij de wet van Christus (Gal 6, 2). Dan beleven wij de liefde volledig, dan verwerkelijken wij de opdracht van Christus.

Voor mij is er geen duidelijker voorbeeld van deze praktische eenheid van rechtvaardigheid en liefde dan het gedrag van moeders. Zij houden van elk kind met gelijke genegenheid en juist die liefde brengt moeders ertoe op verschillende wijze met hen om te gaan: met een 'ongelijke' rechtvaardigheid. Ieder kind is nu eenmaal anders dan andere. Wel, liefde verbetert en vervolmaakt rechtvaardigheid, ook met betrekking tot onze gelijken, doordat zij ons aanzet ons verschillend te gedragen tegenover mensen die verschillend zijn, ons aan te passen aan hun omstandigheden, met het doel vreugde te bezorgen aan de bedroefden, kennis te brengen aan mensen met onvoldoende vorming, genegenheid te bieden aan wie zich alleen voelt… De rechtvaardigheid gebiedt dat men aan ieder het zijne geeft, wat niet gelijk is aan: ieder hetzelfde geven. De utopische verafgoding van de gelijkheid is de bron van de grootste onrechtvaardigheden.

Om altijd zo te handelen als die goede moeders is het nodig onszelf te vergeten, geen andere heerschappij na te streven dan het dienen van de naasten, zoals Jezus Christus, die preekte: de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen (Mat 20, 28). Dat veronderstelt de standvastigheid zijn eigen wil ondergeschikt te maken aan het goddelijk voorbeeld, te werken voor allen, te strijden voor het eeuwig geluk en voor het welzijn van de naasten. Ik ken geen betere weg om rechtvaardig te zijn dan die van een leven van overgave en dienstbaarheid.

Sommigen van u denken misschien dat ik al te naïef ben. Dat kan me niets schelen. Zelfs als men mij die kwalificatie geeft omdat ik nog altijd in de liefde geloof, zeg ik u stellig dat ik er altijd in zal geloven! En, voor de tijd dat de Heer mij nog laat leven, zal ik voortgaan het mij —als priester van Christus— tot taak te rekenen dat er eenheid en vrede zij onder hen die, omdat zij kinderen zijn van dezelfde God de Vader, broeders en zusters zijn; dat de mensen elkaar begrijpen; dat allen hetzelfde ideaal delen, het ideaal van het geloof!

Nemen wij onze toevlucht tot de heilige Maria, de verstandige en getrouwe Maagd, en tot de heilige Jozef, haar echtgenoot, volmaakt voorbeeld van een rechtschapen mens (vgl. Mat 1, 19). Zij hebben in de aanwezigheid van Jezus, Zoon van God, de deugden beoefend die wij overwogen hebben. Zij zullen voor ons de genade verkrijgen waardoor deze stevig in onze ziel wortel zullen schieten, opdat wij zullen besluiten ons elk moment te gedragen als goede leerlingen van de Meester: verstandig, rechtschapen, vervuld van liefde.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift