Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is arbeid → voorbeeldigheid.

Strijd tegen die overdaad aan begrip die iedereen voor zichzelf heeft: stel eisen! Soms denken we te veel aan onze gezondheid; aan ontspanning, die niet mag ontbreken in de mate die we nodig hebben om weer met hernieuwde kracht aan de slag te kunnen gaan. Maar 'ontspanning —schreef ik alweer heel wat jaren terug— betekent niet niets doen, maar zich ontspannen door bezigheden, die minder inspanning vergen'.

Op andere momenten nemen we er —met slappe smoesjes— wat al te veel ons gemak van, vergeten we de gezegende verantwoordelijkheid die op onze schouders rust. We doen wat minimaal nodig is om ons er van af te kunnen maken. We laten ons leiden door redenen zonder rede om met de armen over elkaar te gaan zitten, maar Satan en zijn bondgenoten nemen geen vakantie. Luister goed en overweeg wat Sint Paulus schrijft aan christenen die van beroep slaaf waren; hij spoorde hen aan hun meesters te gehoorzamen: niet als ogendienaars om de mensen te behagen, maar als slaven van Christus, die Gods wil van harte volbrengen. Dient welgemoed in de mensen de Heer (Ef 6, 6-7). Een goede raad om opgevolgd te worden door u en door mij.

We gaan onze Heer, Jezus Christus, vragen om licht en Hem smeken ons te helpen —elk ogenblik— de goddelijke betekenis te ontdekken die de roeping tot ons beroep omvormt tot de spil waaraan de oproep tot heiligheid die tot ons gericht is, bevestigd is en ronddraait. In het evangelie kunt u lezen, dat Jezus bekend was als faber, filius Mariae (Mar 6, 3), timmerman, zoon van Maria. Wel, met een heilige trots moeten we dus met daden laten zien, dat we werkers zijn, mannen en vrouwen die zich inspannen!

Aangezien ons gedrag elk moment het gedrag dient te zijn van een gezant van God, dient het voor ons ook een levende werkelijkheid te zijn, dat we Hem niet trouw dienen als we ons werk in de steek laten. Als we niet de inspanning en zelfverloochening van anderen delen in het vervullen van onze beroepsplichten. Als men ons zou kunnen bestempelen als lui, inaccuraat, lichtzinnig, ordeloos, leeglopers, nutteloos… Want wie deze, schijnbaar minder belangrijke, plichten verwaarloost, kan moeilijk in die van het bovennatuurlijk leven overwinnen die stellig heel wat zwaarder zijn. Wie betrouwbaar is in het kleinste, is ook betrouwbaar in het grote; en wie onrechtvaardig is in het kleinste, is ook onrechtvaardig in het grote (Luc 16, 10).

Ik spreek niet over denkbeeldige idealen. Ik houd me bezig met een heel concrete werkelijkheid, die van het allergrootst belang is en in staat de meest heidense en vijandige omgeving om te vormen naar de goddelijke voorschriften, zoals ook gebeurd is in de eerste tijden van de era van ons Heil. Proef eens die woorden van een anoniem auteur uit die tijd, die de grootsheid van onze roeping zo samenvat: christenen “zijn voor de wereld, wat de ziel is voor het lichaam. Zij leven in de wereld, maar zijn niet werelds, zoals de ziel in het lichaam is, maar onlichamelijk. Zij wonen onder alle volkeren, zoals de ziel in alle delen van het lichaam is. Ze werken vanuit hun innerlijk leven zonder op te vallen, zoals de ziel doet vanuit haar wezen. Zij leven als pelgrims tussen vergankelijke goederen in de hoop op de onaantastbaarheid van de hemel, zoals de onsterfelijke ziel nu vertoeft in een sterfelijke tent. Zij vermeerderen zich dag na dag onder de vervolgingen, zoals de ziel haar schoonheid vergroot door zich te versterven… En het is niet volgens de voorschriften als christenen hun opdracht in de wereld opgeven, zoals het de ziel niet is toegestaan zich uit eigen beweging los te maken van het lichaam” (Epistola ad Diognetum, 6 (PG 2, 1175)).

We zouden ook niet op de goede weg zijn als we geen belang zouden hechten aan tijdelijke zaken. Ook daar wacht ons de Heer. Wees ervan verzekerd, dat de mens door de normale omstandigheden van het leven —geordend en toegelaten door de Voorzienigheid in haar oneindige Wijsheid— dichter bij God moet komen. We zullen dat doel niet bereiken als we er niet naar streven onze taak tot een goed einde te brengen; als we niet volharden in het enthousiasme voor het werk dat we met zoveel menselijke en bovennatuurlijke idealen begonnen zijn; als we onze taak niet vervullen zoals de beste. En als het mogelijk is —ik denk dat het, als je het werkelijk wilt, mogelijk zal zijn— beter dan de beste, want wij maken gebruik van alle eerbare aardse en noodzakelijke geestelijke middelen om aan God, onze Heer, een eersteklas werk te offeren, tot in de puntjes afgewerkt, volmaakt.

“In de wetenschap dat de Heer overal is, bebouwen wij het land en loven tegelijk de Heer; doorkruisen wij de zeeën en oefenen we al onze andere beroepen uit onder het bezingen van zijn goedertierenheid” (Clemens van Alexandrië, Stromata, 7, 7 (PG 9, 451)). Op die manier blijven we verenigd met God op elk moment. Ook als u zich geïsoleerd voelt, ver van uw gewone omgeving —zoals die jongemannen in de loopgraven— zult u geheel vervuld zijn van de Heer door middel van het persoonlijk met inspanning en volharding verrichte werk, dat u hebt weten om te zetten in gebed toen u het begon en eindigde in de aanwezigheid van God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest.

Maar vergeet nu niet, dat het in aanwezigheid van mensen verricht wordt en dat zij van u —ja, van u— een christelijk getuigenis verwachten. Daarom moeten we in onze beroepsbezigheden, in het menselijke, op zo'n wijze te werk gaan, dat we ons niet hoeven te schamen als iemand ons aan het werk ziet, die ons kent en van ons houdt, en ook hem niet laten blozen. Als uw gedrag in overeenstemming is met de geest die ik u tracht te onderrichten, zullen degenen die vertrouwen in u stellen niet beschaamd worden en zal het schaamrood u evenmin op de kaken staan. Dan zal het u niet vergaan als die man uit de parabel die besloot een toren te bouwen: Anders zou het hem kunnen overkomen, als hij de fundering heeft gelegd en niet in staat is het werk tot een einde te brengen dat allen die het zien hem gaan bespotten en zeggen: Die man begon te bouwen, maar hij was niet in staat het einde te halen (Luc 14, 29-30).

Ik verzeker u, als u de bovennatuurlijke visie niet kwijtraakt, zal uw werk bekroond worden, zal uw kathedraal voltooid worden, tot en met het leggen van de laatste steen.

Toch komt het voor, dat sommige —brave, bovenstebeste— mensen met woorden overtuigd belijden dat zij het schone ideaal van het geloof willen verbreiden, maar in de praktijk zich beperken tot een luchtig en lichtvaardig opgevat beroepsleven. Het lijken warhoofden. Als we dergelijke zogenaamde christenen ontmoeten, moeten we hen helpen, vriendelijk maar duidelijk en als het nodig is teruggrijpen naar het evangelische middel van de broederlijke vermaning. Broeders, als iemand op een misstap betrapt wordt, moet gij, geestelijke mensen, zo iemand in een geest van zachtmoedigheid oprichten; let tegelijk op jezelf, jij kunt ook in verzoeking komen. Helpt elkaars lasten te dragen; op die manier zult ge de wet van Christus vervullen (Gal 6, 1-2). En als er buiten het feit dat ze katholiek van beroep zijn, nog andere argumenten een rol spelen —ze zijn ouder, hebben meer ervaring of verantwoordelijkheid— dan is er voor ons des te meer reden om te spreken en moeten we zorgen dat ze reageren en meer gewicht zullen hechten aan hun beroepsleven. Laten we hen helpen als een goede vader, als een leermeester, zonder te vernederen.

Het maakt indruk rustig na te denken over het gedrag van de apostel Paulus: Hoe gij ons moet navolgen, is u bekend; wij hebben bij u geen werk geschuwd en niemands brood om niet gegeten. Dag en nacht hebben wij gearbeid, met veel moeite om niemand van u tot last te zijn… Ook toen wij bij u waren, hielden wij u telkens deze regel voor: als iemand niet wil werken, zal hij ook niet eten (2 Tess 3, 7-8 en 10).

Uit liefde tot God, uit liefde tot de zielen, om in overeenstemming met onze roeping als christen te leven, moeten wij het voorbeeld geven. Om geen ergernis te wekken, om niet het minste vleugje vermoeden te wekken, dat de kinderen van God nonchalante nietsnutten zijn, om geen aanstoot te geven… moet u zich altijd inspannen door uw gedrag de juiste maat en de goede houding van een verantwoordelijk mens te tonen. Zowel de boer die zijn land bewerkt en daarbij zijn hart steeds tot de Heer verheft, als de timmerman, de smid, de beambte, de academicus —alle christenen— moeten een voorbeeld zijn voor hun collega's. Zonder hoogmoed, want in onze ziel leeft heel helder de overtuiging dat we de overwinning enkel en alleen kunnen behalen door op Hem te rekenen: wij alleen kunnen nog geen strootje van de grond rapen (vgl. Joh 15, 5). Zo moet ieder in zijn eigen werk, op de plaats die hij in de maatschappij bezet, de dwingende verplichting voelen een werk van God te doen dat naar alle kanten de vrede en vreugde van de Heer uitzaait. “De volmaakte christen is altijd vervuld van rust en vreugde. Rust, omdat hij zich weet in de tegenwoordigheid van God. En vreugde, omdat hij zich omgeven ziet met diens gaven. Zo'n christen is werkelijk een koninklijk persoon, een heilig priester voor God” (Clemens van Alexandrië, Stromata, 7, 7 (PG 9, 451)).

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift