Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Waardigheid, menselijke  → waardigheid van de arbeid.

U zegt en schrijft reeds jaren dat de roeping van de leek drieledig is: “het werk heiligen, zichzelf heiligen in het werk en anderen heiligen door het werk”. Zou u nader kunnen verklaren wat u precies verstaat onder: het werk heiligen?

Dat is moeilijk in een paar woorden te zeggen, want in deze uitdrukking liggen fundamentele begrippen vervat die aan de theologie van de schepping ontleend zijn. Al veertig jaar lang verkondig ik steeds weer dat een christen elk eerlijk menselijk werk, of het nu intellectuele arbeid of handwerk is, op een zo volmaakt mogelijke wijze dient te verrichten. Menselijk volmaakt, dat betekent met vakbekwaamheid, en christelijk volmaakt, dat wil zeggen uit liefde tot de goddelijke wil en ten dienste van de medemens. Want als het zo gedaan wordt, draagt de menselijke arbeid, hoe schijnbaar nederig en onbeduidend ook, ertoe bij de tijdelijke realiteit op christelijke wijze vorm te geven en de goddelijke dimensie ervan te openbaren. Zo wordt het werk opgenomen en geïntegreerd in het wonderbare werk van de schepping en verlossing van de wereld. Zo wordt het verheven tot het bovennatuurlijke niveau van de genade, het wordt geheiligd en het verandert in het werk van God, in operatio Dei, in opus Dei.

Als wij de christenen die prachtige woorden uit Genesis in herinnering roepen,dat God de mens geschapen heeft om te werken, staat ons daarbij in het bijzonder Christus zelf voor ogen, die bijna zijn hele aardse leven als ambachtsman in een klein dorpje doorgebracht heeft. Wij houden van het werk, omdat Christus het opnam als levensvoorwaarde, het cultiveerde en het heiligde. Wij zien in de arbeid, die edele en scheppende inspanning van de mens, niet alleen een van de hoogste menselijke waarden, een onvervangbaar middel voor de vooruitgang van de maatschappij en voor een rechtvaardiger ordening van de intermenselijke verhoudingen. Ook is ze voor ons een teken van Gods liefde tot zijn schepselen en tevens een teken van onze liefde tot God en de naaste. Zo is de arbeid een middel tot persoonlijke volmaaktheid, een weg naar heiligheid.

Daarom is het enige doel van het Opus Dei altijd dit geweest: ertoe bijdragen dat er midden in de wereld, te midden van de aardse realiteiten en beslommeringen mannen en vrouwen zijn van alle rassen en sociale klassen die ernaar streven om in en door hun dagelijkse arbeid God en hun medemensen te beminnen en te dienen.

Kunt u ons de belangrijkste taak en doelstellingen van het Opus Dei beschrijven? Hebt u zich in uw ideeën over de vereniging door bepaalde voorbeelden laten leiden? Of is het Opus Dei iets unieks en iets volkomen nieuws in de Kerk en in het christendom? Zou men het met de religieuze en monastieke ordes en de seculiere instituten kunnen vergelijken of met katholieke verenigingen als de Holy Name Society, de Knights of Columbus of de Christopher Movement?

Het Opus Dei stelt zich ten doel om bij mensen van alle rangen en standen het verlangen naar christelijke volmaaktheid midden in de wereld te bevorderen. Het wil de mensen in de wereld, de gewone mens, de man van de straat, helpen om een consequent christelijk leven te leiden zonder zijn normale levenswijze of zijn gewone werk of zijn plannen en verwachtingen te veranderen.

Daarom kun je zeggen, zoals ik enkele jaren geleden eens geschreven heb, dat het Opus Dei zo oud en zo jong is als het Evangelie. Het wil de christenen aan dat prachtige woord uit Genesis herinneren dat God de mens geschapen heeft om te werken. Wij hebben ons gericht op het voorbeeld van Christus, die bijna heel zijn leven op aarde als handwerksman in een klein dorp gewerkt heeft. Het werk is niet alleen één van de hoogste menselijke waarden en stelt de mensen niet alleen in staat om mee te werken aan de vooruitgang in de maatschappij, maar is ook een middel tot heiliging.

Met welke andere organisaties we het Opus Dei kunnen vergelijken? Het antwoord is niet eenvoudig. Als je namelijk organisaties die een geestelijk doel nastreven met elkaar gaat vergelijken, bestaat het gevaar dat je niet verder komt dan een opsomming van uiterlijke kenmerken of juridische categorieën, en dat je dan het belangrijkste over het hoofd ziet, de geest die aan iedere activiteit leven geeft en de bestaansgrond ervan uitmaakt.

Ik volsta hier met te zeggen dat, om me tot de door u genoemde organisaties te beperken, de afstand van het Opus Dei tot de religieuze en monastieke ordes en seculiere instituten wel erg groot is, maar dat wij dichter bij instellingen als de Holy Name Society staan.

Het Opus Dei is een internationale lekenorganisatie waarbij ook wereldgeestelijken aangesloten zijn, die echter maar een kleine minderheid vormen in verhouding tot het totale aantal leden. De leden van het Opus Dei zijn mensen, die midden in de wereld leven en daar hun beroep uitoefenen. Ze worden lid van het Opus Dei niet omdat ze hun werk zouden willen opgeven, maar omdat ze er geestelijke steun zoeken om hun gewone werk te heiligen, het te maken tot middel om zichzelf en ook anderen te heiligen. Hun levensstaat verandert niet, ze blijven getrouwd of ongetrouwd, weduwe of weduwnaar, of priester. Ze willen God en hun medemensen juist in hun eigen levensstaat dienen. Bij het Opus Dei stelt men geen belang in geloften of beloften. Het verlangt van zijn leden dat ze zich inzetten om, ondanks alle menselijke tekortkomingen en fouten, de natuurlijke en christelijke deugden te beoefenen, omdat ze weten dat ze kinderen van God zijn.

Maar als je toch een vergelijking wilt maken dan kun je het Opus Dei, om het goed te begrijpen, het beste vergelijken met het leven van de eerste christenen. Ze leefden met een totale overgave volgens hun christelijke roeping. Ze zochten ernstig naar de volmaaktheid waartoe ze geroepen waren door het eenvoudige en verheven feit dat ze gedoopt waren. Uiterlijk onderscheidden ze zich in niets van de andere mensen. De leden van Opus Dei zijn normale mensen die normaal werk doen en in de wereld leven als gewone, christelijke burgers, die helemaal willen voldoen aan de eisen die het geloof aan hen stelt.

Hebt u een verklaring voor de groeiende betekenis die men aan het Opus Dei toekent? Komt dat alleen maar door het aantrekkelijke van zijn leer of worden daarin ook bepaalde verwachtingen van onze tijd weerspiegeld?

De Heer riep in het jaar 1928 het Opus Dei tot leven om de christenen eraan te helpen herinneren dat God, zoals het boek Genesis vertelt, de mens schiep om te werken. Wij zijn gekomen om opnieuw de aandacht te vestigen op het voorbeeld van Christus, die dertig jaar lang in Nazaret heeft gewerkt en daar een ambacht uitoefende. In de handen van Christus wordt de arbeid - beroepswerk, zoals door miljoenen mensen over de hele wereld verricht wordt - tot een goddelijk werk, een daad van verlossing en een weg van heil.

De geest van het Opus Dei neemt de prachtige, eeuwenlang door vele christenen vergeten werkelijkheid weer op, dat alle arbeid die op het menselijk vlak waardig en eerlijk is, een goddelijk werk kan worden. Als men God wil dienen bestaan er geen onbelangrijke of tweederangs werkzaamheden; allemaal zijn ze van het grootste belang.

Om God te beminnen en te dienen is het niet nodig bijzondere dingen te doen. Tot alle mensen, zonder uitzondering, richt Christus zijn oproep om volmaakt te zijn, zoals Zijn hemelse Vader volmaakt is (Mat 5,48). Heilig worden betekent voor veruit de meeste mensen hun eigen werk te heiligen, zichzelf en de anderen door het werk te heiligen, en daardoor elke dag God op hun levensweg te ontmoeten.

De huidige maatschappelijke ontwikkeling brengt een steeds groeiende waardering voor de arbeid met zich mee en maakt het aldus de mensen van onze tijd blijkbaar gemakkelijk om dat aspect van de christelijke boodschap te begrijpen, waarop de spiritualiteit van het Opus Dei zo de nadruk legt. Van beslissende betekenis echter is de invloed van de Heilige Geest. Die heeft met Zijn levenwekkende werkzaamheid onze tijd getuige willen maken van een diepe vernieuwing voor het hele christendom. Als men de decreten van het Tweede Vaticaans Concilie leest, dan lijkt de nieuwe waardering voor de gewone arbeid en voor de waardigheid van de roeping tot een christelijk werkzaam leven midden in de wereld een belangrijk deel van deze vernieuwing te zijn.

Hoe ziet u de toekomst van het Opus Dei in de komende jaren?

Het Opus Dei is nog erg jong. Negenendertig jaar is voor een instelling nauwelijks een begin. Het is onze taak om samen met alle christenen te werken aan de grote opdracht getuigen van Christus evangelie te zijn en de mensen eraan te herinneren dat die blijde boodschap in staat is om iedere menselijke situatie levenskrachtig te maken. Het werk dat ons wacht is geweldig. Het is een oeverloze zee, want hoe de productieprocessen ook veranderen, zolang er mensen op aarde zijn, zullen ze werk hebben, dat ze kunnen opdragen aan God en kunnen heiligen. Met behulp van de genade Gods wil het Werk hun leren, van dat werk een dienst ten bate van alle mensen te maken, waar ze ook vandaan komen, tot welk ras of tot welke godsdienst ze ook behoren. En door zo de mensen te dienen, zullen ze God dienen.

Ik zou het nu over een heel concreet thema willen hebben. Onlangs werd meegedeeld dat er in Madrid een vormingsinstituut voor huishoudelijk personeel wordt geopend dat door de vrouwelijke afdeling van het Opus Dei geleid gaat worden. Het doel ervan is, in een gezinssfeer, aan meisjes werkzaam in de huishouding een gedegen, gekwalificeerde beroepsopleiding te geven. Welke maatschappelijke invloed kunnen volgens u dergelijke projecten van het Opus Dei hebben?

Dit apostolaatswerk is een van de vele, die door leden van het Opus Dei, in samenwerking met andere mensen die geen lid ervan zijn, geleid worden. Het hoofddoel ervan is aan het huishoudelijk beroep een nieuwe waardigheid te geven, zodanig dat het werk gedaan kan worden met een wetenschappelijke aanpak. Met opzet zeg ik wetenschappelijke aanpak, want het is nodig het werk in het huishouden zo te ontwikkelen zoals het is, namelijk als een echt beroep.

Laten we niet uit het oog verliezen, dat er geprobeerd is dat werk als iets vernederends voor te stellen. Maar dat is beslist niet het geval. Vernederend waren wel vaak de begeleidende omstandigheden van dat werk, en dat zijn ze ook nu soms nog, omdat de meisjes heel dikwijls moeten werken naar de grillen en willekeur van hun werkgevers, zonder echt gegarandeerde rechten, in een liefdeloze sfeer en zonder voldoende beloning. Daarom moet een echt arbeidscontract geëist worden, dat duidelijke en precies omschreven garanties bevat en de wederzijdse rechten en plichten vastlegt.

Maar naast deze juridische garanties is het nodig dat degene die zo'n dienende taak op zich neemt, ook gekwalificeerd, beroepsmatig voorbereid is. Al valt het tegenwoordig minder in de smaak, toch heb ik bewust het woord dienst gebruikt, omdat elke goed verrichte werkzaamheid in de maatschappij in de beste zin van het woord een dienst is, of het nu gaat om het werk van een dienstmeisje of om dat van een leraar of rechter. Het enige werk dat geen dienst is, is dat van de man of de vrouw die alleen maar aan zijn of haar persoonlijk welzijn denkt.

Het werk in de huishouding is van zeer groot belang! Verder kan ieder werk dezelfde bovennatuurlijke kwaliteit krijgen: er zijn geen grote of kleine taken. Alle taken zijn groot, indien ze verricht worden uit liefde. Werkzaamheden die voor belangrijk doorgaan, worden onbelangrijk, als men de christelijke zin van het leven verliest; daartegenover zijn er vaak onbelangrijk lijkende werkzaamheden die belangrijk zijn vanwege de reële consequenties die ze hebben.

Voor mij is het werk van een dienstmeisje dat lid is van het Opus Dei van evenveel betekenis als het werk van een ander vrouwelijk lid, dat bijvoorbeeld een adellijke titel heeft. In beide gevallen interesseert het mij alleen maar in hoever zowel de een als de ander haar werk gebruikt als middel en gelegenheid om zichzelf en anderen te heiligen. Van meer betekenis is het werk van die vrouw, die zich in haar bezigheden en in haar staat beter heiligt en die de haar door God opgedragen taak met meer liefde vervult.

Voor God zijn een vrouwelijke hoogleraar, een dienstmeisje, een secretaresse, een fabrieksarbeidster of een boerin van precies dezelfde betekenis. Voor God is iedere ziel gelijk. Het enige verschil is dat de zielen van eenvoudige mensen vaak mooier zijn. Zielen zijn altijd aangenaam aan God als ze op intieme wijze omgaan met God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest.

De pas geopende school in Madrid kan veel doen: ze biedt de maatschappij een echte en doeltreffende hulp in een belangrijke taak; ze verricht een christelijk werk in het huisgezin door daar vreugde, vrede en begrip te brengen. Ik zou hierover urenlang kunnen praten, maar wat ik gezegd heb maakt voldoende duidelijk dat voor mij het werk in de huishouding een taak van zeer grote betekenis is, want met dit werk kan veel goed maar ook veel kwaad gedaan worden in de gezinnen zelf. Ik hoop dat de school in Madrid veel goeds gaat doen. Dan zullen er meer mensen zijn die dat beroep op menselijk hoog niveau met kennis van zaken en apostolische ijver uitoefenen, en er een vreugdevol beroep van maken, dat overal op de wereld zo doeltreffend kan zijn.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift