Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Edelmoedigheid → in het huwelijk.

Als ik bij hetzelfde onderwerp mag blijven, uit ingezonden brieven kennen wij moeders van grote gezinnen die erover klagen dat ze in het leven alleen maar de taak lijken te hebben om kinderen ter wereld te brengen. Ze vinden dat hun leven niet gevuld is, omdat ze daarnaast geen tijd overhouden voor culturele zaken of voor een beroep of voor sociale activiteiten. Welk advies zou u in zo'n geval geven?

Maar wat betekent sociale activiteit anders dan dat je er met overgave en dienstbaarheid voor anderen bent en aan hun welzijn bijdraagt? Het werk van de vrouw in haar gezin is niet alleen op zich al van sociale betekenis, maar kan zonder meer een taak worden die, sociaal gezien, een groter effect heeft dan welke andere taak ook.

Stelt u zich eens een groot gezin voor. Het werk van de moeders daar is beslist te vergelijken met - en overtreft vaak zelfs - het werk van beroepsopvoeders en leraren. Een leraar kan misschien in de loop van zijn hele leven een bepaald aantal jongens en meisjes meer of minder goed opleiden. Maar een moeder is in de gelegenheid om haar kinderen in de belangrijkste dingen van het leven een diepgaande vorming mee te geven en van hen zelf opvoeders te maken, zodat er een ononderbroken keten van verantwoordelijkheid en deugden ontstaat.

Ook hier is het makkelijk je door zuiver kwantitatieve gegevens te laten verleiden en het werk van een leraar, die duizenden personen aan zich voorbij ziet gaan, of dat van een schrijver, die zich tot vele duizenden lezers richt, veel belangrijker te vinden. Maar, goed beschouwd, hoeveel personen vormt die leraar of schrijver dan wel echt? Een moeder heeft de zorg over drie, vijf, tien of nog meer kinderen. Maar zij kan er echt meesterwerken van maken, een wonder van opvoeding, van evenwichtigheid, van begrip voor de medemens en van christelijke levensovertuiging, zodat ze zelf gelukkig worden en in staat zijn om hun medemensen doeltreffend te helpen.

Aan de andere kant spreekt het vanzelf dat de kinderen thuis meehelpen. Een moeder die haar kinderen goed weet op te voeden zal dit voor elkaar krijgen, en kan op deze wijze zelf over wat tijd beschikken. Dan zal zij in staat zijn om te doen waar ze persoonlijk belangstelling voor heeft en om haar talenten en haar cultuur te ontwikkelen. Gelukkig bestaan tegenwoordig de technische middelen die, zoals jullie goed weten, veel werk besparen als je ze doelmatig toepast en ze goed weet te gebruiken. Zoals bij alles is ook hier de persoonlijke instelling van doorslaggevende betekenis. Er zijn vrouwen die met het nieuwste type wasmachine meer tijd om te wassen nodig hebben en ook nog slechter wassen dan wanneer ze het met de hand zouden doen. Een instrument heeft pas nut als je het ook juist weet te gebruiken.

Ik weet van veel gehuwde vrouwen die veel kinderen hebben, dat ze het huishouden voorbeeldig doen en daarnaast nog de tijd vinden om bij apostolische activiteiten behulpzaam te zijn. Net zoals Aquila en Priscilla, het bekende echtpaar uit de christelijke oergemeente, die thuis en in een beroep actief waren, en die tegelijk uitstekende medewerkers van de heilige Paulus waren. Door hun woord en voorbeeld brachten ze Apollo, die later een groot prediker van de jonge Kerk werd, tot het geloof in Christus. Zoals gezegd, met goede wil zijn tenminste een aantal van de door u aangehaalde moeilijkheden te overwinnen. Want in werkelijkheid kun je, zonder welke plichten dan ook te verwaarlozen, voor veel dingen tijd vinden. Tijd om het huishouden vakkundig en zorgvuldig te doen, om voortdurend voor je medemensen beschikbaar te zijn, om je eigen ontwikkeling en die van anderen te verbreden; in het kort, tijd om de meest uiteenlopende taken effectief te vervullen.

Veel vrouwen zien er tegenop om aan familieleden en vrienden te zeggen dat er weer een kind op komst is, omdat ze er al meer hebben. Ze zijn bang voor de kritiek van andere mensen die denken dat in de tijd van de pil grote gezinnen ouderwets geworden zijn. Inderdaad kan het tegenwoordig onder bepaalde omstandigheden moeilijk zijn een gezin met veel kinderen te onderhouden. Hoe ziet u dat probleem?

Van harte geef ik mijn zegen aan die ouders die de door God aan hen toevertrouwde taak in blijdschap op zich nemen en veel kinderen hebben. En ik nodig de echtgenoten uit om de bronnen van het leven niet te laten uitdrogen, maar moed en bovennatuurlijke visie te hebben opdat ze, als God het zo wil, een groot gezin stichten.

Als ik een lans breek voor het grote gezin, bedoel ik daarmee niet een groot gezin alleen maar als gevolg van fysiologische betrekkingen, maar dat wat vrucht is van het in praktijk brengen van de christelijke deugden, wat een hoge opvatting over de waardigheid van de persoon heeft, wat begrijpt dat het aan God kinderen schenken niet alleen maar betekent ze te verwekken en ter wereld te brengen, maar dat er ook een langdurige opvoedende taak aan vast zit. Leven verwekken is het begin, maar is niet alles.

Er kunnen concrete gevallen zijn waarin het de wil van God is - die komt op normale wijze tot uiting - dat het gezin klein blijft. Maar de theorieën die geboortebeperking als een ideaal of een algemene plicht proberen voor te stellen zijn misdadig, antichristelijk en onverenigbaar met de menselijke waardigheid.

Het zou een vervalsing en perversie van de christelijke leer zijn, als men zich op een zogenaamde postconciliaire geest zou baseren om het grote gezin aan te vallen. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft nadrukkelijk vastgesteld dat onder de echtgenoten die de aan hen door God toevertrouwde taak vervullen in het bijzonder díe vermeldenswaard zijn die in weloverwogen onderlinge overeenstemming op edelmoedige wijze een groot aantal kinderen accepteren om ze waardig op te voeden. (Pastorale Constitutie Gaudium et spes, nr. 50). En paus Paulus VI zei over hetzelfde thema in een toespraak op 12 februari 1966: Het onlangs beëindigde Tweede Vaticaans Concilie heeft bij alle christelijke echtgenoten opnieuw de geest van edelmoedigheid willen wekken om het volk van God uit te breiden. We dienen ons er steeds van bewust te zijn dat de uitbreiding van het rijk van God en de mogelijkheden van de Kerk om tot de mensheid door te dringen en haar de eeuwige en aardse redding te brengen ook aan hun edelmoedigheid is toevertrouwd.

Maar op zich is niet het aantal kinderen de beslissende factor: veel of weinig kinderen zijn nog geen maatstaf voor het christen-zijn van een gezin. Van doorslaggevende betekenis is hier de zuiverheid van het huwelijksleven. De echte wederzijdse liefde stijgt boven de gemeenschap van man en vrouw uit, en omvat ook de natuurlijke vrucht van die gemeenschap, de kinderen. Het egoïsme evenwel verlaagt ten slotte die liefde tot een simpele bevrediging van de lusten en vernietigt de band die ouders en kinderen verenigt. Je kunt je maar moeilijk als een echt kind van je ouders voelen als je reden hebt om aan te nemen dat je tegen hun wil op de wereld gekomen bent, dat je je bestaan niet aan een zuivere liefde te danken hebt, maar aan onvoorzichtigheid of aan een rekenfout.

Het aantal kinderen alleen vormt niet de beslissende factor, heb ik gezegd. Maar aan de andere kant zie ik duidelijk dat de aanvallen tegen het grote gezin hun oorsprong vinden in het gebrek aan geloof. Ze zijn het product van een sociaal milieu dat niet in staat is om edelmoedigheid te begrijpen en dat zijn egoïsme en bepaalde beschamende praktijken tracht te verbergen achter schijnbaar altruïstische motieven. Paradoxaal genoeg zijn het juist de landen met de hoogste levensstandaard, waarin het meest propaganda gemaakt wordt voor geboortebeperking en waar men moeite doet om die praktijk ook aan andere landen op te leggen. Hun economische en sociale argumenten zouden misschien overweging verdienen als dezelfde argumenten hen er ook toe zouden brengen om ten behoeve van die noodlijdende mensen afstand te doen van een deel van hun overvloed. Zolang dat niet het geval is, is het moeilijk de gedachte van je af te zetten dat hun argumentatie bepaald wordt door hedonisme, heerszuchtige machtspolitiek en demografisch neokolonialisme.

Ik ken de grote problemen die de hele mensheid bedreigen en ook de concrete moeilijkheden waarmee bepaalde gezinnen te kampen hebben. Dat alles houdt mij voortdurend bezig en gaat mij als christen en als priester zeer ter harte. Maar dit alles geeft mij niet het recht om de oplossing op dwaalwegen te zoeken.

Ik begrijp niet dat er katholieken, en nog minder dat er priesters zijn, die jarenlang met een gerust geweten het gebruik van de pil als middel ter voorkoming van zwangerschap aanprijzen en met een trieste ongegeneerdheid aan de pauselijke leerstellingen voorbijgaan. Ook mogen zij niet zo maar zeggen, wat met ongelofelijke lichtzinnigheid gebeurt, dat de Paus, als hij niet ex cathedra spreekt, alleen maar een privé-leerstuk verkondigt, dat aan dwaling onderhevig kan zijn. Het getuigt reeds van een enorme arrogantie te menen dat de Paus zich vergist, en dat men met eigen mening denkt de waarheid gevonden te hebben.

Maar bovendien vergeten ze dat de Paus niet alleen leraar - onfeilbaar, als hij het uitdrukkelijk zegt - maar ook de hoogste wetgever van de Kerk is. En wat in deze zaak op niet mis te verstane wijze verordonneerd is door de huidige paus Paulus VI, is dat alle door paus Pius XII in deze delicate kwestie gegeven voorschriften nog steeds bindend zijn. Pius XII heeft, zoals bekend, alleen toepassing van enkele natuurlijke methoden - dus niet de pil - toegestaan om de conceptie in sporadische en zwaarwichtige gevallen te voorkomen. Een tegengesteld advies is dus een blijk van ernstige ongehoorzaamheid tegenover de Paus in een belangrijke zaak.

Het gebruik van deze of andere voorbehoedsmiddelen heeft in alle opzichten allerlei droevige gevolgen. Het leidt tot ontwrichting van de echtelijke liefde, omdat man en vrouw elkaar niet meer als echtgenoot maar als medeplichtige zien. Het leidt tot leegheid en ontrouw, tot verstoring van het psychische en geestelijke evenwicht, tot talrijke nadelen voor de kinderen en het verlies van de vrede in het huwelijk. Over dit thema zou ik een dik boek kunnen schrijven maar dat vind ik niet nodig; ik geef er de voorkeur aan me te beperken tot gehoorzaamheid aan de Paus. Als deze eens zou verklaren dat het gebruik van een bepaald medicijn als voorbehoedmiddel geoorloofd is, dan zou ik me schikken naar wat de Paus zegt. En na voor elk afzonderlijk geval de duidelijke gevaren overwogen te hebben die ik net noemde, zou ik met inachtneming van de pauselijke normen en de moraaltheologie een advies geven dat ik volgens mijn eigen geweten voor dat concrete geval juist vind.

Bovendien zal ik steeds voor ogen houden dat de redding van onze huidige wereld niet in handen ligt van hen die het leven van de geest in slaap willen sussen en die denken alles te kunnen reduceren tot economische kwesties en materieel welzijn, maar van hen die weten dat de morele norm gericht is op het eeuwige doel van de mens; van diegenen die in God geloven, die edelmoedig aan de eisen van het geloof voldoen en die zo hun omgeving leren begrijpen dat de zin van ons leven uitstijgt boven al het aardse.

Juist deze zekerheid mag ons niet verleiden tot een vlucht uit de wereld maar moet ons helpen bij onze inspanning om aan iedereen een arbeidsplaats en de noodzakelijke materiële middelen ter beschikking te stellen, zodat niemand zich op onrechtvaardige wijze beperkt voelt in zijn gezinsleven en sociale ontplooiing.