Lijst van punten

Er zijn 2 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Armoede → en menselijke middelen in het apostolaat.

Velen zijn van mening dat het Opus Dei als organisatie over aanzienlijke financiële middelen beschikt. En inderdaad is het zo dat het Opus Dei diverse activiteiten ontplooit op het gebied van onderwijs en sociale zorg. Zou u ons kunnen zeggen hoe het Opus Dei dergelijke instellingen beheert, dat wil zeggen, hoe men aan de financiële middelen komt, waarvoor ze bestemd zijn en hoe ze verdeeld worden?

Het is juist dat het Opus Dei in alle landen waar het werkzaam is, instellingen tot stand brengt met een opvoedkundige of sociale doelstelling. Dat soort activiteiten is echter niet de belangrijkste taak van het Werk. Wat het Opus Dei wil, is ertoe bijdragen dat steeds meer mannen en vrouwen alles doen wat in hun vermogen ligt om te midden van hun dagelijkse werkzaamheden als echte christenen en zo als getuigen van Christus te leven. De centra waarop u zinspeelt, zijn juist op dit doel gericht. Daarom is het succes van al ons werk gebaseerd op de genade van God en op een leven van gebed, arbeid en offer. Maar vanzelfsprekend kan geen instelling die opvoedkundige of sociale doelen nastreeft het stellen zonder geldelijke middelen.

Zulke instellingen worden op een heel normale wijze gefinancierd. Zo krijgen bijvoorbeeld de studentenhuizen inkomsten uit de huur van de bewoners, scholen uit het schoolgeld van de leerlingen, de landbouwscholen onder andere uit de verkoop van hun producten. Maar natuurlijk zijn die inkomsten haast nooit voldoende om de kosten van zo'n instelling te dekken. Dat geldt temeer omdat alle projecten van het Opus Dei opgezet zijn op grond van apostolische overwegingen en het merendeel ervan gericht is op mensen met geringe financiële middelen, die voor het aangeboden onderwijs maar een symbolisch bedrag betalen.

Om dit soort activiteiten mogelijk te maken rekenen we ook op de bijdragen van de leden van het Werk, die daarvoor een deel van het geld beschikbaar stellen dat ze met hun beroepsarbeid verdienen. Maar we rekenen vooral op de hulp van velen die geen lid zijn van het Opus Dei maar die aan projecten van opvoedkundige of sociale aard willen meewerken. De mensen die in zulke centra werkzaam zijn zoeken contact met anderen die tot hulp bereid zijn, wekken hen tot apostolische ijver en gemeenschapszin op en maken zo velen enthousiast om als medewerkers en helpers aan hun taak deel te nemen. Juist omdat die instellingen door gekwalificeerde krachten vakkundig geleid worden en in echte maatschappelijke behoeften voorzien, vinden ze over het algemeen veel weerklank. Zo zult u ongetwijfeld weten dat de Vereniging van Vrienden van de Universiteit van Navarra circa 12.000 leden telt.

Elke instelling op zich is wat financiering en beheer betreft autonoom, functioneert onafhankelijk en steunt voor het verkrijgen van de nodige geldmiddelen op de hulp van de mensen die belangstelling hebben voor dit concrete project.

Er is geschreven dat de Universiteit van Navarra een universiteit voor rijken is, en dat ze desondanks nog aanzienlijke subsidies van de Staat krijgt. Wat het eerste punt betreft weten we zelf dat die bewering niet klopt, want we zijn tenslotte zelf studenten en kennen onze medestudenten van Navarra. Maar hoe zit dat met die overheidssubsidie?

Er zijn concrete gegevens, die door de pers gepubliceerd en dus voor ieder toegankelijk zijn, waaruit blijkt dat - bij ongeveer even hoge collegegelden als op de andere universiteiten - het percentage studenten dat financiële steun bij hun studie ontvangt op de Universiteit van Navarra hoger is dan op elke andere universiteit in het land. En ik kan u zeggen dat dit aantal nog zal toenemen, totdat een hoger of op zijn minst even hoog percentage bereikt wordt als op de universiteiten buiten Spanje, die zich het meest onderscheiden door inspanningen om maatschappelijke verbeteringen te bereiken.

Het is te begrijpen dat het verbazing wekt en aan de aanwezigheid van aanzienlijke financiële middelen doet denken als je het levende organisme van de Universiteit van Navarra zo bewonderenswaardig ziet functioneren. Maar bij dit soort overdenkingen wordt er geen rekening mee gehouden dat economische middelen alleen niet voldoende zijn om een zaak te laten bloeien. Dat deze universiteit zo'n grote vitaliteit bezit wordt vooral veroorzaakt door de grote inzet, de geestdrift en de arbeidsintensiteit, die allen, van hoog tot laag, te beginnen bij de professoren en verder de studenten en administratieve en andere krachten, de portiers en de werksters - deze geweldige vrouwen van Navarra - erin geïnvesteerd hebben. Zonder die steun zou de universiteit niet levensvatbaar geweest zijn.

Wat de financiën betreft wordt de universiteit door zeer uiteenlopende subsidies in stand gehouden. Op de eerste plaats komt de steun die de Provincie Navarra voor de instandhouding geeft. Ook moet genoemd worden het gemeentebestuur van Pamplona, dat zoals gebruikelijk in gemeenten van veel andere landen, terreinen voor de nieuwe universiteitsgebouwen ter beschikking gesteld heeft. U zult uit ervaring weten, welk geestelijk en economisch belang een provincie als Navarra en heel concreet Pamplona eraan hecht om over een moderne universiteit te beschikken, die voor alle burgers de mogelijkheid opent om een goede universitaire opleiding te krijgen.

U vraagt naar subsidies van de kant van de Staat. Welnu, de Spaanse Staat levert geen bijdrage voor het instandhouden van de Universiteit van Navarra. Hij heeft een aantal subsidies verleend voor het creëren van nieuwe studieplaatsen, die de grote financiële lasten verminderen die door de nieuwe instituten ontstaan.

Andere bronnen van inkomsten zijn voor wat de Technische Universiteit van industriële ingenieurs betreft de bijdrage van diverse instellingen in Guipúzcoa, met name van de provinciale Spaarbank van Guipúzcoa.

Van meet af aan was de hulp van Spaanse en buitenlandse stichtingen van zeer grote betekenis voor de universiteit. Zo kreeg de universiteit een belangrijke officiële gift van de Verenigde Staten voor de uitrusting van de Technische Universiteit met wetenschappelijke instrumenten, een bijdrage van de Duitse hulporganisatie Misereor voor de nieuwe gebouwen, bijdragen van de Stichting Huarte voor het kankeronderzoek, van de Stichting Gulbekian en ga zo maar door.

De meest verblijdende hulp komt van de kant van talloos veel particulieren uit alle rangen en standen - velen leven in bescheiden economische omstandigheden - , uit binnen- en buitenland die voor zover mogelijk ertoe bijdragen de universiteit in stand te houden.

Ten slotte mogen we de ondernemingen niet vergeten die in het wetenschappelijk onderzoek geïnteresseerd zijn en daaraan meewerken of die op enigerlei wijze steun verlenen.

Misschien denkt u dat er zo meer dan genoeg geld beschikbaar is. Helaas is dat niet het geval. De Universiteit van Navarra is nog steeds niet in staat economisch op eigen wieken te drijven. Ik zou graag willen dat nog meer mensen en stichtingen zouden helpen, zodat dat werk in dienst en ten bate van de maatschappij op een nog ruimere schaal kan worden voortgezet.