Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Dienst → door middel van de arbeid.

Kunt u ons zeggen hoe het Opus Dei zich, wat karakter en doelstellingen betreft, sinds de stichting ontwikkeld heeft in een periode waarin binnen de Kerk zelf zoveel veranderd is?

Vanaf het eerste ogenblik heeft het Opus Dei als enig doel datgene wat ik u zojuist beschreven heb. Het wil ertoe bijdragen dat midden in de wereld mannen en vrouwen van alle rassen en standen ernaar streven om in en door hun gewone werk God en alle mensen in liefde te dienen. Sinds het begin van het Werk in 1928 verkondig ik dat heiligheid geen zaak voor bevoorrechten is, maar dat alle wegen op aarde, alle standen, alle beroepen, elke rechtschapen menselijke taak goddelijke wegen kunnen zijn. Die boodschap impliceert zeer veel en de ervaring die ik in het leven van het Werk opdeed heeft me geholpen om deze vele implicaties steeds beter te zien en te begrijpen. Het Werk werd klein geboren en groeide daarna geleidelijk en zeker uit, zoals een levend organisme groeit, zoals alles wat zich in de geschiedenis ontwikkelt.

Maar het doel van het Opus Dei en zijn reden van bestaan zijn niet veranderd en zullen niet veranderen, welke veranderingen er in de maatschappij ook zullen plaatsvinden. Want de boodschap van het Opus Dei houdt juist in, dat je ieder eerzaam werk kunt heiligen, onder welke omstandigheden dat ook gedaan wordt.

Tegenwoordig maken mensen uit alle mogelijke beroepen deel uit van het Opus Dei. Niet alleen artsen, advocaten, ingenieurs of kunstenaars, maar evengoed metselaars, mijnwerkers, boeren behoren ertoe; filmregisseurs en straaljagerpiloten en ook haute-coiffure-kapsters. Alle beroepen zijn vertegenwoordigd. Up to date zijn, het begrijpen van de moderne wereld, is voor de leden van het Opus Dei iets natuurlijks en als het ware iets instinctiefs. Immers, zijn zij het niet, die samen met hun medeburgers, hun gelijken, deze wereld opbouwen en aan de tijd aanpassen?

Omdat dat de geest van ons Werk is, zult u begrijpen hoe blij we waren, toen het Concilie plechtig verklaarde dat de Kerk de wereld waarin ze leeft, en de vooruitgang en de ontwikkeling ervan, niet afwijst maar begrijpt en liefheeft. Bovendien is het bij uitstek kenmerkend voor de spiritualiteit, die de leden van het Werk sinds veertig jaar in hun leven proberen te verwezenlijken, dat ze beseffen dat ze deel uitmaken zowel van de Kerk als van de burgermaatschappij. Dat is dan ook de reden, dat ieder lid in volledige vrijheid zijn persoonlijke verantwoordelijkheid als christen en als burger onverkort op zich neemt.

Welke verschillen bestaan er tussen de wijze waarop het Opus Dei als vereniging zijn taak vervult en die waarop de leden van het Werk als individuen werken? Bijvoorbeeld, welke criteria gebruikt men om te bepalen of een project door de vereniging wordt gerealiseerd - een school of een bezinningshuis - , of door individuele personen - een uitgeverij of een bedrijf?

Het belangrijkste werk van het Opus Dei is aan zijn leden en aan alle mensen die dit wensen de noodzakelijke geestelijke middelen te verschaffen om als goede christenen midden in de wereld te kunnen leven. Het maakt hen vertrouwd met de leer van Christus en met de verkondiging van de Kerk. Het kweekt een geestelijke houding aan die hen ertoe brengt om uit liefde voor God en in dienst van alle mensen goed te werken. Kortom, het gaat erom, zich als echte christenen te gedragen: met alle mensen in openheid voor elkaar samen te leven, de legitieme vrijheid van ieder te eerbiedigen en ervoor te zorgen, dat onze wereld rechtvaardiger wordt.

Ieder lid van het Opus Dei voorziet in zijn eigen levensonderhoud en dient de maatschappij in het beroep dat hij al had voordat hij erbij kwam, en dat hij ook zou uitoefenen, als hij geen lid was. De een is mijnwerker, de ander geeft les aan een school of universiteit, een derde is zakenman, huisvrouw, secretaresse of landbouwer. Er bestaat geen enkele nobele menselijke activiteit, die een lid van het Opus Dei niet zou kunnen verrichten. Wie bijvoorbeeld, voordat hij bij het Opus Dei kwam, in een uitgeverij of bij een handelsonderneming werkte, blijft dat daarna net zo doen. En als iemand in het kader van zijn werk, of omdat hij ander werk wil, een nieuwe baan zoekt of bijvoorbeeld besluit om met collega's samen een onderneming te starten, dan is dat zijn zaak, daarin moet hijzelf vrij beslissen. Voor de gevolgen van zijn beslissing en de resultaten ervan moet hij zelf instaan, hij moet zelf de verantwoording ervan op zich nemen.

De zorg bij de directeuren van het Opus Dei voor het eerbiedigen van de vrijheid van beroepsuitoefening door de leden is bij alles wat ze doen een zo fundamenteel gegeven, dat het voortbestaan van het Opus Dei zelf ervan afhangt. Voor ieder is het daarom een vanzelfsprekende zaak aan dat uiterst belangrijke kenmerk van de geest van het Opus Dei te beantwoorden, en wel in een absolute trouw. Ieder kan zijn beroep daar uitoefenen waar hij ook zou werken als hij geen lid van het Opus Dei was. Met de beroepsarbeid van een individueel lid hebben noch het Opus Dei, noch de andere leden iets te maken. Waartoe je je verplicht als je je bij het Werk aansluit is het volgende: geen inspanning schuwen om in en door het werk de christelijke volmaaktheid te zoeken en je er steeds meer bewust van te worden, dat het leven van een christen een dienst moet zijn aan de mensheid.

Zoals reeds gezegd is het de belangrijkste taak van het Werk om aan zijn leden en aan allen die het wensen een christelijke vorming te geven. Bovendien ontwikkelt het Opus Dei als zodanig in gemeenschappelijk verband bepaalde activiteiten en initiatieven. Hiermee wil het een bijdrage leveren tot de oplossing van de actuele maatschappelijke problemen, waarvoor het christelijk ideaal in ruime mate de mogelijkheden biedt. Daar het Opus Dei uitsluitend geestelijke doelstellingen op het oog heeft, kan het bij deze gemeenschappelijke projecten alleen maar gaan om activiteiten, die duidelijk en direct een christelijke dienst, een apostolaatswerk zijn. Het zou volkomen dwaas zijn als het Opus Dei als zodanig bijvoorbeeld zich met het delven van kolen zou bezighouden, of een of andere commerciële onderneming zou runnen. Alle gemeenschappelijke projecten zijn direct van apostolische betekenis. Als voorbeelden noemen we een opleidingscentrum voor landarbeiders, medische hulpposten in onderontwikkelde gebieden of in ontwikkelingslanden, vormingscentra voor de sociale scholing van vrouwen enzovoort. Het gaat dus om opvoedings- of welzijnsinstellingen zoals die overal ter wereld door verenigingen van verschillende religieuze richtingen opgericht en in stand gehouden worden.

Om dergelijke taken te kunnen vervullen rekenen we in eerste instantie op de persoonlijke inzet van de leden, die in bepaalde gevallen van dit soort activiteiten en projecten hun beroep gemaakt hebben. Van grote betekenis is ook de royale hulp van vele anderen, zowel christenen als niet-christenen. Sommigen werken mee om religieuze redenen, anderen, die misschien het apostolische doel niet kunnen onderschrijven, doen het om andere redenen. Zij beseffen dat dit soort projecten, die zonder onderscheid van ras, godsdienst of wereldbeschouwing voor ieder openstaan, het algemeen welzijn bevorderen en daarom hun hulp en ondersteuning verdienen2.

Hoe is volgens u het grote succes van het Opus Dei te verklaren? Welke maatstaven legt u daarbij aan?

Als een onderneming een bovennatuurlijk doel nastreeft, betekent succes of mislukking, althans in de gewone betekenis van het woord, erg weinig. De heilige Paulus zei reeds tegen de christenen van Korinte dat in het geestelijk leven niet het oordeel van anderen, ook niet het eigen oordeel, maar alleen het oordeel van God van belang is.

Zeker, het Werk is vandaag de dag over de hele wereld verspreid. Mannen en vrouwen van ongeveer 70 nationaliteiten maken er deel van uit. Als ik aan dit feit denk, ben ik zelf verrast. Ik vind er geen menselijke verklaring voor. De enige verklaring is voor mij de wil van God, want de Geest waait waar Hij wil en bedient zich van wie Hij wil om de mensen te heiligen. Dat alles is voor mij een reden om God te danken, om nederig te zijn en om tot Hem te bidden en te vragen dat ik Hem altijd op de juiste wijze mag dienen.

U vraagt mij ook welke maatstaf ik daarbij aanleg? Het antwoord is heel eenvoudig: de maatstaf van de heiligheid, van de vruchten van heiligheid.

Het belangrijkste apostolaat van het Opus Dei is dat wat elk lid uitoefent door het getuigenis van zijn leven en door zijn woord in de dagelijkse omgang met zijn vrienden, kennissen en collega's. Wie zou de bovennatuurlijke uitwerking van dat stille en nederige apostolaat durven meten? Het voorbeeld van een trouwe en oprechte vriend of de invloed van een goede moeder in het gezin, dergelijke dingen kunnen als resultaat amper gemeten worden.

Maar misschien heeft uw vraag meer betrekking op de gemeenschappelijke apostolaatsactiviteiten van het Opus Dei, waarbij men de resultaten vanuit een zuiver menselijk, als het ware technisch standpunt zou kunnen beoordelen. Dient bijvoorbeeld een vakopleiding voor arbeiders inderdaad de sociale vooruitgang van de mensen die zo'n opleiding volgen, of geeft een universiteit aan de studenten inderdaad een adequate beroepsopleiding en culturele vorming? Als ik uw vraag in die zin mag interpreteren dan zou ik willen zeggen dat het succes ervan voor een deel ligt in het feit dat zij, die in die apostolische instellingen werken, daar hun beroep van maken. Overeenkomstig de gestelde eisen hebben ze zich daarop voorbereid als mensen, die serieus werk willen leveren. Dat wil onder andere zeggen dat die projecten niet volgens een vast schema gepland worden. Integendeel, men houdt in ieder concreet geval rekening met de specifieke maatschappelijke behoeften van het land of de streek, waar men een bepaalde activiteit wil ontplooien, zodat ze beantwoordt aan de eisen van de praktijk.

Maar ik leg er nog eens de nadruk op dat het Opus Dei zich niet in eerste instantie voor het zuiver menselijke resultaat interesseert. Het echte, doorslaggevende succes of het falen van die gemeenschappelijke werken hangt, ervan uitgaande dat ze menselijkerwijs goed gedaan zijn, af van de vraag of zowel degenen die er werkzaam zijn als die er de vruchten van plukken daar inderdaad een hulp en een aansporing vinden om God meer te beminnen, om zich er steeds meer van bewust te worden dat ze broeders zijn van hun medemensen en dat ze daarvan getuigen door een onbaatzuchtige dienst aan de mensheid.

Hebt u een verklaring voor de groeiende betekenis die men aan het Opus Dei toekent? Komt dat alleen maar door het aantrekkelijke van zijn leer of worden daarin ook bepaalde verwachtingen van onze tijd weerspiegeld?

De Heer riep in het jaar 1928 het Opus Dei tot leven om de christenen eraan te helpen herinneren dat God, zoals het boek Genesis vertelt, de mens schiep om te werken. Wij zijn gekomen om opnieuw de aandacht te vestigen op het voorbeeld van Christus, die dertig jaar lang in Nazaret heeft gewerkt en daar een ambacht uitoefende. In de handen van Christus wordt de arbeid - beroepswerk, zoals door miljoenen mensen over de hele wereld verricht wordt - tot een goddelijk werk, een daad van verlossing en een weg van heil.

De geest van het Opus Dei neemt de prachtige, eeuwenlang door vele christenen vergeten werkelijkheid weer op, dat alle arbeid die op het menselijk vlak waardig en eerlijk is, een goddelijk werk kan worden. Als men God wil dienen bestaan er geen onbelangrijke of tweederangs werkzaamheden; allemaal zijn ze van het grootste belang.

Om God te beminnen en te dienen is het niet nodig bijzondere dingen te doen. Tot alle mensen, zonder uitzondering, richt Christus zijn oproep om volmaakt te zijn, zoals Zijn hemelse Vader volmaakt is (Mat 5,48). Heilig worden betekent voor veruit de meeste mensen hun eigen werk te heiligen, zichzelf en de anderen door het werk te heiligen, en daardoor elke dag God op hun levensweg te ontmoeten.

De huidige maatschappelijke ontwikkeling brengt een steeds groeiende waardering voor de arbeid met zich mee en maakt het aldus de mensen van onze tijd blijkbaar gemakkelijk om dat aspect van de christelijke boodschap te begrijpen, waarop de spiritualiteit van het Opus Dei zo de nadruk legt. Van beslissende betekenis echter is de invloed van de Heilige Geest. Die heeft met Zijn levenwekkende werkzaamheid onze tijd getuige willen maken van een diepe vernieuwing voor het hele christendom. Als men de decreten van het Tweede Vaticaans Concilie leest, dan lijkt de nieuwe waardering voor de gewone arbeid en voor de waardigheid van de roeping tot een christelijk werkzaam leven midden in de wereld een belangrijk deel van deze vernieuwing te zijn.

Hoe ziet u de toekomst van het Opus Dei in de komende jaren?

Het Opus Dei is nog erg jong. Negenendertig jaar is voor een instelling nauwelijks een begin. Het is onze taak om samen met alle christenen te werken aan de grote opdracht getuigen van Christus evangelie te zijn en de mensen eraan te herinneren dat die blijde boodschap in staat is om iedere menselijke situatie levenskrachtig te maken. Het werk dat ons wacht is geweldig. Het is een oeverloze zee, want hoe de productieprocessen ook veranderen, zolang er mensen op aarde zijn, zullen ze werk hebben, dat ze kunnen opdragen aan God en kunnen heiligen. Met behulp van de genade Gods wil het Werk hun leren, van dat werk een dienst ten bate van alle mensen te maken, waar ze ook vandaan komen, tot welk ras of tot welke godsdienst ze ook behoren. En door zo de mensen te dienen, zullen ze God dienen.

Ik zou het nu over een heel concreet thema willen hebben. Onlangs werd meegedeeld dat er in Madrid een vormingsinstituut voor huishoudelijk personeel wordt geopend dat door de vrouwelijke afdeling van het Opus Dei geleid gaat worden. Het doel ervan is, in een gezinssfeer, aan meisjes werkzaam in de huishouding een gedegen, gekwalificeerde beroepsopleiding te geven. Welke maatschappelijke invloed kunnen volgens u dergelijke projecten van het Opus Dei hebben?

Dit apostolaatswerk is een van de vele, die door leden van het Opus Dei, in samenwerking met andere mensen die geen lid ervan zijn, geleid worden. Het hoofddoel ervan is aan het huishoudelijk beroep een nieuwe waardigheid te geven, zodanig dat het werk gedaan kan worden met een wetenschappelijke aanpak. Met opzet zeg ik wetenschappelijke aanpak, want het is nodig het werk in het huishouden zo te ontwikkelen zoals het is, namelijk als een echt beroep.

Laten we niet uit het oog verliezen, dat er geprobeerd is dat werk als iets vernederends voor te stellen. Maar dat is beslist niet het geval. Vernederend waren wel vaak de begeleidende omstandigheden van dat werk, en dat zijn ze ook nu soms nog, omdat de meisjes heel dikwijls moeten werken naar de grillen en willekeur van hun werkgevers, zonder echt gegarandeerde rechten, in een liefdeloze sfeer en zonder voldoende beloning. Daarom moet een echt arbeidscontract geëist worden, dat duidelijke en precies omschreven garanties bevat en de wederzijdse rechten en plichten vastlegt.

Maar naast deze juridische garanties is het nodig dat degene die zo'n dienende taak op zich neemt, ook gekwalificeerd, beroepsmatig voorbereid is. Al valt het tegenwoordig minder in de smaak, toch heb ik bewust het woord dienst gebruikt, omdat elke goed verrichte werkzaamheid in de maatschappij in de beste zin van het woord een dienst is, of het nu gaat om het werk van een dienstmeisje of om dat van een leraar of rechter. Het enige werk dat geen dienst is, is dat van de man of de vrouw die alleen maar aan zijn of haar persoonlijk welzijn denkt.

Het werk in de huishouding is van zeer groot belang! Verder kan ieder werk dezelfde bovennatuurlijke kwaliteit krijgen: er zijn geen grote of kleine taken. Alle taken zijn groot, indien ze verricht worden uit liefde. Werkzaamheden die voor belangrijk doorgaan, worden onbelangrijk, als men de christelijke zin van het leven verliest; daartegenover zijn er vaak onbelangrijk lijkende werkzaamheden die belangrijk zijn vanwege de reële consequenties die ze hebben.

Voor mij is het werk van een dienstmeisje dat lid is van het Opus Dei van evenveel betekenis als het werk van een ander vrouwelijk lid, dat bijvoorbeeld een adellijke titel heeft. In beide gevallen interesseert het mij alleen maar in hoever zowel de een als de ander haar werk gebruikt als middel en gelegenheid om zichzelf en anderen te heiligen. Van meer betekenis is het werk van die vrouw, die zich in haar bezigheden en in haar staat beter heiligt en die de haar door God opgedragen taak met meer liefde vervult.

Voor God zijn een vrouwelijke hoogleraar, een dienstmeisje, een secretaresse, een fabrieksarbeidster of een boerin van precies dezelfde betekenis. Voor God is iedere ziel gelijk. Het enige verschil is dat de zielen van eenvoudige mensen vaak mooier zijn. Zielen zijn altijd aangenaam aan God als ze op intieme wijze omgaan met God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest.

De pas geopende school in Madrid kan veel doen: ze biedt de maatschappij een echte en doeltreffende hulp in een belangrijke taak; ze verricht een christelijk werk in het huisgezin door daar vreugde, vrede en begrip te brengen. Ik zou hierover urenlang kunnen praten, maar wat ik gezegd heb maakt voldoende duidelijk dat voor mij het werk in de huishouding een taak van zeer grote betekenis is, want met dit werk kan veel goed maar ook veel kwaad gedaan worden in de gezinnen zelf. Ik hoop dat de school in Madrid veel goeds gaat doen. Dan zullen er meer mensen zijn die dat beroep op menselijk hoog niveau met kennis van zaken en apostolische ijver uitoefenen, en er een vreugdevol beroep van maken, dat overal op de wereld zo doeltreffend kan zijn.

Opmerkingen
2

Zoals mgr. Escrivá zojuist opmerkte, worden deze gemeenschappelijke apostolaatswerken bevorderd door leden van het Opus Dei samen met andere mensen. De Prelatuur van het Opus Dei neemt uitsluitend de verantwoordelijkheid op leerstellig en geestelijk gebied op zich. Zij is dus niet de eigenaar van dergelijke ondernemingen, noch van de erbij horende goederen. De gelovigen van het Opus Dei die daarin werken, doen dat met persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid en altijd in overeenstemming met de wetten van het betreffende land. Zij verkrijgen van de burgerlijke autoriteiten dezelfde erkenning als die welke verleend wordt aan soortgelijke activiteiten van andere burgers.

Verwijzingen naar de H. Schrift