Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Deugden → bovennatuurlijke en menselijke.

Het is bekend dat van het Opus Dei mannen en vrouwen uit alle rangen en standen, getrouwd en ongetrouwd lid zijn. Wat is nu het gemeenschappelijke kenmerk dat de roeping voor het Werk onderscheidt? Welke verplichtingen neemt ieder lid op zich om de doelstelling van het Opus Dei te verwezenlijken?

Ik zal het u in een paar woorden zeggen: de heiligheid zoeken midden in de wereld, midden op straat. Wie van God de specifieke roeping tot het Opus Dei krijgt weet en leeft ernaar dat hij de heiligheid in zijn eigen levensstaat moet zoeken, in de uitoefening van zijn arbeid, of dat nu hand- of intellectueel werk is. Ik zeg u, hij weet het en leeft ernaar, want het gaat niet om het accepteren van een alleen maar theoretisch postulaat, maar om het elke dag weer in het gewone leven in praktijk te brengen.

Het willen bereiken van de heiligheid ondanks de persoonlijke fouten en ellende, waarmee ieder mens in zijn leven te maken heeft, betekent zich inspannen om, met de genade van God, de liefde te beleven die immers de volheid van de wet en de band van de volmaaktheid is. De liefde is niet iets abstracts. Ze is een echte en onbeperkte overgave in de dienst aan God en aan alle mensen: dienst aan God, die in de stilte van het gebed en in het lawaai van de wereld spreekt; en dienst aan de mensen wier levensweg de onze kruist.

Als wij volgens de Liefde leven, beoefenen wij alle natuurlijke en bovennatuurlijke deugden van de christen. Deze vormen tezamen een eenheid en zijn niet beperkt tot een telbare lijst. De liefde vereist het in praktijk brengen van rechtvaardigheid, gemeenschapszin, verantwoordelijkheid voor gezin en maatschappij, onthechting, vreugde, kuisheid, vriendschap enzovoort.

Men ziet onmiddellijk dat het beoefenen van deze deugden vanzelf tot het apostolaat leidt, ja, het is al apostolaat. Want als je zo probeert midden in het dagelijkse werk te leven, wordt het christelijk gedrag meteen een voorbeeld, een getuigenis, een concrete en doeltreffende hulp. Je leert de voetsporen te volgen van Christus, die bij zijn voorbeeld ook het woord voegde: coepit facere et docere (Hnd 1,1), Hij begon te doen en te onderwijzen. Daarom heb ik dit werk al meer dan veertig jaar het apostolaat van vriendschap en vertrouwen genoemd.

Alle leden van het Opus Dei delen in deze ijver naar heiligheid en apostolaat. Daarom zijn er in het Werk geen rangen of standen onder de leden. Wel bestaat er verschil in de posities die ieder persoonlijk in de wereld inneemt. Aan deze verscheidenheid past zich de voor allen gelijke en unieke, specifieke en door God zelf gewilde roeping tot het Werk aan: de roeping tot overgave, tot een persoonlijke, vrije en verantwoordelijke inzet om de wil van God te vervullen, die voor ieder van ons duidelijk geworden is.

Zoals u ziet is het pastorale verschijnsel van het Opus Dei iets dat van onder af groeit, dat wil zeggen vanuit het gewone leven van de christen, die samen met de andere mensen leeft en werkt. Het ligt niet op het vlak van een verwereldlijking, van een desacralisatie van het monastieke of religieuze leven en vormt ook niet het laatste stadium van de toenadering van de religieuzen tot de wereld.

Wie de roeping tot het Opus Dei ontvangt, krijgt een nieuwe kijk op de dingen om hem heen. Hij ontdekt een nieuw licht in zijn sociale contacten, in zijn beroep, in zijn zorgen, zijn verdriet en zijn blijdschap. Maar nooit trekt hij zich van dat alles terug. Het is daarom niet juist om van aanpassing aan de wereld of aan de moderne maatschappij te spreken. Niemand past zich aan aan wat van hemzelf is. Men is in datgene wat men heeft als iets eigens. De ontvangen roeping is dezelfde als de roeping die in de harten van de vissers, landarbeiders, kooplieden of soldaten opbloeide, die in Galilea om Christus heen zaten en Hem hoorde zeggen: Wees volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is. (Mat 5,48).

Ik herhaal dat het bij de volmaaktheid die de leden van het Opus Dei zoeken gaat om de specifieke volmaaktheid van iedere christen als zodanig, de volmaaktheid dus waartoe elke christen geroepen is en die ervan uitgaat dat men helemaal volgens de eisen van het geloof leeft. Het gaat ons niet om de evangelische volmaaktheid die men beschouwt als eigen aan de religieuzen en aan sommige instellingen die lijken op de religieuzen. Nog minder gaat het ons om het zogenoemde leven van evangelische volmaaktheid, dat kerkrechtelijk betrekking heeft op de religieuze staat.

De weg van de religieuze roeping beschouw ik als noodzakelijk en zegenrijk in de Kerk. Wie deze niet zou waarderen, zou niet de geest van het Werk bezitten. Maar die weg is niet de mijne noch die van de leden van het Opus Dei. Men kan zeggen dat wie bij het Opus Dei komen, dit doen op de uitdrukkelijke voorwaarde, dat ze niet van levensstaat veranderen. Ons specifieke kenmerk bestaat in de heiliging van onze eigen staat in de wereld en in de persoonlijke heiliging van elk lid op de plaats waar hij Christus ontmoet. Dat is de verplichting die elk lid op zich neemt om de doelstellingen van het Opus Dei te verwezenlijken.

Een deel van de tegenwoordige jeugd heeft bijna helemaal het gevoel voor christelijke vroomheid verloren en maakt zich er met de term kwezelarij vanaf. Dat schijnt een reactie te zijn op een opgedrongen godsdienstige opvoeding die vaak niet verder komt dan het bijbrengen van een paar sentimentele, vrome routineuze oefeningen. Weet u misschien een oplossing voor dat probleem?

In de vraag zelf komt al direct tot uiting wat er gedaan moet worden. Je moet - eerst door het eigen voorbeeld en dan pas door het woord - laten zien wat echte vroomheid is. Kwezelachtigheid is alleen maar een trieste, pseudo-spirituele karikatuur, die in het algemeen ontstaat uit een onvoldoende kennis van de geloofsleer en ook uit een zekere misvorming van het karakter. Het is logisch dat zoiets weerstand oproept bij jongeren die zoeken naar het echte en het eenvoudige.

Met blijdschap heb ik geconstateerd dat jonge mensen, zowel van nu als van veertig jaar geleden, door de christelijke vroomheid gepakt worden:

- als ze zien dat men er oprecht naar leeft;

- als ze begrijpen dat bidden niets anders is dan spreken met God, zoals je met je vader en moeder of met je vriend spreekt, een heel persoonlijke omgang waarin elke vorm van anonimiteit afwezig is;

- als ervoor gezorgd wordt dat in hun hart die woorden van Christus weerklinken, die als een uitnodiging zijn voor een vertrouwelijke ontmoeting: vos autem dixi amicos (Joh 15,15), Ik heb jullie vrienden genoemd;

- als men ten slotte een flink beroep weet te doen op hun geloof, opdat ze begrijpen dat Christus dezelfde is, gisteren, vandaag en in eeuwigheid (Heb 13,18).

Aan de andere kant moeten jonge mensen begrijpen dat die eenvoudige, uit het hart komende vroomheid ook de beoefening van de natuurlijke deugden vereist. Vroomheid kan echt niet beperkt blijven tot het doen van een paar vrome oefeningen of gebeden elke week of elke dag, maar moet het hele leven doordringen en aan werk, ontspanning, vriendschap en plezier, in een woord aan alles, een nieuwe zin geven. Wij zijn niet alleen maar op gezette tijden kinderen van God, ook al moeten er ogenblikken zijn die speciaal bestemd zijn om te beschouwen en dieper besef te krijgen van ons goddelijk kindschap, dat de kern is van onze vroomheid.

Zojuist zei ik dat jonge mensen dat soort dingen goed begrijpen. Nu voeg ik eraan toe dat wie zo probeert te leven, zich altijd jong zal voelen. De christen die in vereniging met Christus leeft kan, ook al is hij een oudje van 80 jaar, nog met het volste recht de smaak van de woorden proeven die aan de voet van het altaar gebeden worden: Ik wil opgaan naar het altaar van God, van God die mijn jeugd verblijdt (Ps 42,4).

Naast de eventuele moeilijkheden tussen ouders en kinderen komen ook regelmatig ruzies voor tussen de echtgenoten, die soms de vrede in het gezin ernstig in gevaar brengen. Welk advies zou u echtgenoten in zo'n geval geven?

Dat ze van elkaar houden en beseffen dat er hun hele leven ruzies en moeilijkheden zullen zijn, die echter, indien opgelost op natuurlijke wijze, de liefde meer diepgang zullen geven.

Ieder van ons heeft zijn eigen karakter, zijn persoonlijke smaak, zijn humeur - soms slecht - en zijn fouten. Maar elk mens heeft ook zijn aangename kanten die hem sympathiek en beminnenswaardig maken. Het leven met anderen wordt mogelijk als ieder maar moeite doet de eigen fouten te verbeteren en over de fouten van anderen heen te stappen, in één woord, als er liefde is. Want de liefde overwint alles wat op valse wijze een aanleiding voor vervreemding of scheiding zou kunnen zijn. Maar als je daarentegen de kleine tegenstellingen opblaast en elkaar fouten en vergissingen verwijt, is het met de vrede afgelopen en is het gevaar groot dat de liefde verdwijnt.

De echtgenoten bezitten een bijzondere genade van staat, de genade van het sacrament van het huwelijk, die hen in staat stelt om alle natuurlijke en christelijke deugden te verwerven, die voor het leven met elkaar nodig zijn: wederzijds begrip, goed humeur, geduld, vergeving en fijngevoeligheid in de omgang met elkaar. Belangrijk is dat ze zich niet laten gaan en dat ze niet toelaten dat de zenuwen, de trots of persoonlijke manieën gaan overheersen. Om dat te bereiken moeten de echtgenoten in hun innerlijk leven groeien en van het heilig Huisgezin leren met fijnheid, om menselijke en tegelijk bovennatuurlijke redenen, de deugden van een christelijk gezin in praktijk te brengen. De genade van God, herhaal ik, zal hun daarbij niet ontbreken.

Als iemand zegt dat hij dit of dat niet kan verdragen, dat het hem niet lukt te zwijgen, dan is zo iemand aan het overdrijven om zich te rechtvaardigen. Men moet God de kracht vragen om de eigen grillen de baas te blijven en de nodige zelfbeheersing te krijgen. Want het gevaarlijke van boosheid is dat je je zelfbeheersing verliest en dat woorden dan bitter en beledigend worden en dat je zo, zonder het eigenlijk te willen, kwetst en echt schade aanricht.

In het huwelijk moet je leren zwijgen, afwachten en de dingen op een positieve, optimistische wijze ter sprake brengen. Als manlief zich opwindt, is voor zijn vrouw het ogenblik gekomen om bijzonder geduldig te zijn, tot hij weer kalm geworden is; en omgekeerd. Als ze alle twee van elkaar houden en oprecht ernaar streven hun liefde te laten groeien, zal het niet vaak gebeuren dat ze zich alle twee op hetzelfde moment door hun slechte humeur laten beheersen.

En nog iets belangrijks: we moeten ons aanleren te denken dat we nooit helemaal gelijk hebben. Je zou zelfs kunnen zeggen dat het in zaken waarover je gewoonlijk van mening kunt verschillen, zo is dat je waarschijnlijk minder gelijk hebt naarmate je er meer op staat helemaal gelijk te hebben. Wie daarvan uitgaat heeft er minder moeite mee om zijn houding te corrigeren en, als het nodig is, excuses aan te bieden, wat altijd de beste manier is om aan een ruzie een eind te maken en om weer in liefde vrede te sluiten. Ik zou jullie niet willen aansporen om ruzie te maken, maar het is helemaal niet vreemd als we eens een woordenwisseling met iemand hebben, en juist met de mensen van wie we het meest houden en met wie we altijd te maken hebben. Zolang je ervoor zorgt dat het maar niet al te vaak gebeurt zijn die echtelijke ruzies geen bewijs dat er gebrek aan liefde is; integendeel, ze kunnen er zelfs toe bijdragen dat de liefde dieper wordt.

En ten slotte nog dit advies: ouders moeten nooit ruzie maken in tegenwoordigheid van hun kinderen. Een woord, een blik of een gebaar zou al voldoende moeten zijn om er elkaar op tijd aan te herinneren. Is een woordenwisseling niet te vermijden, dan zullen ze later de gelegenheid hebben om, als ze kalmer geworden zijn, erover te kibbelen. De sfeer in het gezin moet gekenmerkt zijn door echtelijke vrede, want dat is de noodzakelijke voorwaarde voor een diepe en degelijke opvoeding. De kinderen moeten in hun ouders een voorbeeld van toewijding, oprechte liefde, wederzijdse steun en begrip zien. Het mag niet zover komen dat onbelangrijke ruzietjes van elke dag de kinderen de realiteit van de ouderlijke liefde doen vergeten, die in staat is om alle moeilijkheden te overwinnen.

Soms nemen we onszelf veel te serieus. Ieder maakt zich wel eens kwaad, soms terecht, andere keren omdat de geest van versterving ontbreekt. Het belangrijkste is met een glimlach te laten zien dat door kwaadheid de genegenheid helemaal niet veranderd is en dat de goede verstandhouding in het gezin weer hersteld is. In één woord, de echtgenoten moeten hun kinderen en elkaar liefhebben, want op die wijze hebben ze God lief.