Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Liefde tot God → God is liefde.

De vreugde van Witte Donderdag

De voortdurende lofprijzing van de heilige hostie door de christenen van alle tijden is nu zo gemakkelijk te begrijpen! Loof, mijn tong, het glorierijke Lichaam en het kostbaar Bloed van de Koning aller volken, geboren uit een vruchtbare Moeder, dat voor onze schuld voldoet (Hymne Pange, lingua). Wij willen deze verborgen God eerbiedig aanbidden (zie Adoro te devote, Hymne van de heilige Thomas de Aquino). Het is Jezus Christus die uit de Maagd Maria is geboren; die heeft geleden en op het kruis werd geofferd; uit wiens doorboorde zijde bloed en water vloeiden (zie hymne Ave verum).

Dit is het heilig gastmaal waarbij we Christus zelf ontvangen. De herinnering aan zijn lijden wordt hernieuwd, de ziel kan bij Hem verkeren in de intimiteit van haar God en heeft een onderpand van haar toekomstige glorie (zie hymne O sacrum convivium). Zo vat de Kerk in een paar strofen de hoogtepunten samen van deze geschiedenis van Gods vurige liefde voor ons.

De God van ons geloof is geen ver wezen dat onverschillig neerkijkt op het lot van de mensen, op hun verlangens, hun strijd, hun zorgen en angsten. Hij is een Vader die in zijn liefde voor zijn kinderen zo ver gaat dat hij het Woord, de tweede Persoon van de allerheiligste Drie-eenheid, naar ons stuurt om hier, mens geworden, voor ons te sterven en ons te verlossen. Het is dezelfde liefhebbende Vader die ons vandaag zachtjes naar Christus trekt door de werking van de heilige Geest die in ons hart woont.

De vreugde van Witte Donderdag vloeit dus voort uit ons besef dat de Schepper overloopt van liefde voor zijn schepselen. En alsof alle bewijzen van zijn barmhartigheid nog niet genoeg waren, heeft onze Heer Jezus Christus de Eucharistie ingesteld, zodat we Hem altijd dicht bij ons kunnen hebben. En ook — voor zover we dat kunnen begrijpen — omdat Hij zo door zijn liefde wordt gedreven dat Hij, hoewel Hij niets nodig heeft, ons niet wil missen. De Drie-eenheid heeft een passie voor de mens die Hij tot de orde van de genade verheven heeft en die naar zijn beeld en gelijkenis (Gen 1, 26) is gemaakt. Hij heeft de mens verlost van de zonde — van de zonde van Adam die op zijn hele nageslacht is overgedragen, en van de persoonlijke zonden van iedereen — en Hij verlangt er vurig naar in onze ziel te wonen. Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen (Joh 14, 23).

Als je Maria zoekt zul je Jezus vinden en je zult een beetje meer begrijpen van wat er in zijn goddelijk hart omgaat. Hij vernedert zich, Hij wil zijn macht en majesteit niet gebruiken maar neemt de gedaante aan van een slaaf (zie Fil 2, 6-7). Menselijk gesproken beperkt God zich niet tot wat essentieel en onontbeerlijk is voor onze redding, Hij gaat veel verder. We kunnen dit alleen maar tot op zekere hoogte vatten door te bedenken dat Hij geen maat kent, dat Hij handelt vanuit de dwaasheid van de liefde die Hem zo ver brengt dat Hij ons vlees aanneemt en het belast met het gewicht van onze zonden.

Hoe is het mogelijk dat we dat beseffen en in onze liefde voor Hem ons verstand niet verliezen? We moeten de waarheden van ons geloof tot ons laten doordringen, zodat ze heel ons leven kunnen omvormen. God houdt van ons. De Almachtige, die hemel en aarde heeft gemaakt, houdt van ons!

God interesseert zich zelfs voor de kleinste dingen van zijn schepselen — voor die van jou en die van mij — en Hij roept ieder van ons bij onze naam (zie Jes 43, 1). Door deze zekerheid die het geloof ons geeft, gaan we de wereld om ons heen met andere ogen zien. Alles blijft hetzelfde en toch is alles anders, omdat alles de uitdrukking is van de liefde van God.

Ons leven verandert zo in een voortdurend gebed, in een onveranderlijk goed humeur en in constante vrede, in een acte van dankbaarheid die de hele dag voortduurt. Mijn hart prijst hoog de Heer, zong de Maagd Maria, van vreugde juicht mijn geest om God mijn redder; daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid van zijn dienstmaagd. En zie, van heden af prijst elk geslacht mij zalig omdat Hij aan mij zijn wonderwerken deed, en heilig is zijn Naam (Lc 1, 46-49).

Ons gebed kan zich met dat van Maria verenigen en we kunnen haar nadoen. Ook wij zullen de behoefte voelen om te zingen en de wonderwerken van God te verkondigen, om de hele mensheid en alle schepselen in ons geluk te laten delen.

God de Vader heeft ons in het Hart van zijn Zoon infinitos dilectionis thesauros (Gebed uit de mis van het heilig Hart), oneindige schatten van liefde, barmhartigheid en tederheid geschonken. Als wij de zekerheid willen hebben dat God van ons houdt — dat Hij niet alleen naar onze gebeden luistert, maar ze zelfs vóór is — dan hoeven we de redenering van de heilige Paulus maar te volgen: Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, voor ons allen heeft Hij Hem overgeleverd. En zou Hij ons na zulk een gave ook niet al het andere schenken? (Rom 8, 32).

De genade vernieuwt de mens van binnenuit en maakt hem van een zondig en opstandig wezen tot een goede en trouwe dienaar (zie Mt 25, 21). De bron van alle genade is de liefde van God die Hij ons niet alleen met woorden, maar ook met daden heeft geopenbaard. De goddelijke liefde maakt dat de tweede Persoon van de allerheiligste Drie-eenheid, het Woord, de Zoon van God de Vader, ons vlees aanneemt, dat wil zeggen onze menselijke natuur, behalve de zonde. En het Woord van God is het Verbum spirans amorem, het Woord dat liefde uitademt [H. Thomas, Summa theologiae, I, q. 43, a. 5 (cit. H. Augustinus, De Trinitate, IX, 10)], het Woord waar de liefde uit voortkomt.

De liefde openbaart zich in de menswording en in het verlossend rondtrekken van Jezus op onze aarde en leidt Hem naar het uiteindelijke offer aan het kruis. En aan het kruis manifesteert zijn liefde zich door een nieuw teken: Een van de soldaten doorstak zijn zijde met een lans; terstond kwam er bloed en water uit (Joh 19, 34). Het water en het bloed van Jezus laten zijn overgave tot het uiterste zien, tot het consummatum est, alles is volbracht, (Joh 19, 30) uit liefde.

Nu wij op het feest van vandaag de centrale mysteries van ons geloof nog eens overwegen, kunnen we ons verwonderen over deze diepe realiteit die wordt uitgedrukt in gebaren die heel dicht bij de mens staan: de liefde van God de Vader die zijn Zoon overlevert, de liefde van de Zoon waardoor Hij sereen naar Golgota kan gaan. God richt zich niet tot ons met een houding van macht en heerschappij. Hij komt naar ons toe door het bestaan van een slaaf op zich te nemen en aan de mensen gelijk te worden (Fil 2, 7). Nooit stelt Jezus zich afstandelijk of ontoegankelijk op, ook al zien we Hem in de jaren van zijn prediking soms ontstemd en pijnlijk getroffen door de kwaadwilligheid van de mensen. Maar als we een beetje beter kijken, zien we meteen dat zijn boosheid en verontwaardiging voortvloeien uit zijn liefde, dat Hij ons op die manier alleen maar wil losrukken uit onze ontrouw en onze zonden. Zou ik soms behagen scheppen in de dood van de zondaar, luidt de godsspraak van Jahwe de Heer, en niet veel liever zien dat hij zijn leven betert en in leven blijft? (Ez 18, 23). Deze woorden zijn een verklaring voor alles in het leven van Jezus en ze maken ons duidelijk waarom Hij met een hart van vlees naar ons toekomt, een hart als het onze, een onmiskenbaar bewijs en een voortdurende getuigenis van het onuitsprekelijk mysterie van de goddelijke liefde.

Assumpta est Maria in coelum, gaudent angeli, (Antifoon bij de vespers op het feest van Maria Tenhemelopneming) God heeft Maria met lichaam en ziel in de hemel opgenomen. Er is vreugde bij de engelen en bij de mensen. Waarom deze blijdschap? Waardoor lijkt ons hart wel op te springen en is er een grote vrede in onze ziel? We zijn blij, want we vieren de verheerlijking van onze Moeder en het is vanzelfsprekend dat wij, haar kinderen, heel gelukkig zijn als we zien hoe zij door de allerheiligste Drie-eenheid wordt geëerd.

Christus, haar goddelijke Zoon, onze broer, heeft haar als Moeder aan ons gegeven toen Hij op Calvarië tegen de heilige Johannes zei: Ziedaar uw Moeder (Joh 19, 27). En samen met deze geliefde leerling hebben wij haar op dat ogenblik van immense troosteloosheid als Moeder gekregen. Maria heeft ons meegenomen in haar lijden toen de profetie in vervulling ging: En ook uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord (Lc 2, 35). Zij is de Moeder van de hele mensheid; wij zijn haar kinderen. En vandaag herdenkt de mensheid een gebeurtenis die te groot voor woorden is: Maria, de dochter van God de Vader, de moeder van God de Zoon, de bruid van God de heilige Geest is in de hemel opgenomen. Alleen God is groter dan zij.

Het mysterie van de liefde

Dit is het mysterie van de liefde. De menselijke rede kan dit niet bevatten. Alleen het geloof kan verduidelijken hoe een schepsel tot zo´n grote waardigheid kan worden verheven dat zij het centrum is van de liefde waar het welbehagen van de Drievuldigheid samenvloeit. We weten dat we voor een goddelijk mysterie staan, maar omdat het over onze Moeder gaat kunnen we dit bij wijze van spreken beter begrijpen dan andere geloofswaarheden.

Als wij onze eigen moeder hadden kunnen kiezen, wat hadden we dan gedaan? Ik denk dat we de moeder hadden gekozen die we hebben en haar hadden gesierd met alle mogelijke genade. Dat heeft Christus gedaan, want in zijn almacht en wijsheid en omdat Hij de liefde bij uitstek is, (1 Joh 4, 8: Deus caritas est) heeft Hij alles verwezenlijkt wat Hij wilde.

We zien dat de christenen al lang geleden tot deze redenering kwamen: Het was passend, schreef de heilige Johannes van Damascus, dat zij die haar maagdelijkheid bij het baren had behouden, haar lichaam na de dood vrij van elk bederf zou behouden. Het was passend dat zij die de Schepper als klein kind in haar schoot had gedragen, in het goddelijk verblijf zou gaan wonen. Het was passend dat de bruid van God de hemelse woning zou binnengaan. Het was passend dat zij die haar Zoon aan het kruis had gezien, en in haar hart de smart had ervaren waarvan ze op het ogenblik van het baren vrij was geweest, haar Zoon zou aanschouwen, gezeten aan de rechterhand van de Vader. Het was passend dat de Moeder van God alles zou bezitten wat haar Zoon toekomt, en dat zij door alle schepselen als Moeder en dienstmaagd van de Heer zou worden geëerd [Johannes van Damascus, Homilia II in dormitionem B.V. Mariae, 14 (PG 96, 742)].

De theologen hebben dergelijke argumenten dikwijls gebruikt om de volheid van genade waarmee Maria is bekleed enigszins te begrijpen, met als hoogtepunt haar tenhemelopneming. Ze zeggen: Het was passend, God kon het, dus heeft Hij het gedaan (zie Johannes Duns Scotus, In III Sententiarum, dist. III, q. 1) Dat is de beste verduidelijking waarom Christus zijn Moeder, vanaf het moment van haar onbevlekte ontvangenis, alle denkbare voorrechten heeft verleend. Ze bleef vrij van de macht van satan; ze is — tota pulchra! — mooi, smetteloos en zuiver naar lichaam en ziel.

De vreugde is een christelijk goed en alleen als God wordt beledigd lijkt deze te verdwijnen, want de zonde is de vrucht van het egoïsme en het egoïsme is de oorzaak van droefheid. Maar ook dan blijft de vreugde op de bodem van de ziel bestaan, want we weten dat God en zijn Moeder de mensen nooit zullen vergeten. God komt ons tegemoet en vergeeft ons zodra we tot inkeer komen, zodra er uit ons hart een gebed van berouw komt, en wij ons zuiveren in het sacrament van de Biecht. Dan is er geen droefheid meer, want er moet feest en vrolijkheid zijn, want die broer van jou was dood en is levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden (Lc 15, 32).

Deze woorden zijn het schitterende slot van de parabel van de verloren zoon waarover we graag nadenken: Zie, de Vader komt je tegemoet. Hij zal zijn hoofd op je schouder leggen. Hij zal je een kus geven als garantie van zijn liefde en tederheid. Hij zal ervoor zorgen dat je nieuwe kleren krijgt en een ring en schoeisel. Je bent nog bang voor een terechtwijzing, maar Hij geeft je je waardigheid terug. Je bent bang voor straf en Hij geeft je een kus. Je vreest een woord van verwijt en Hij bereidt je een feestmaal [H. Ambrosius, Expositio Evangelii secundum Lucam, 7 (PL 15, 1540)].

De liefde van God is onpeilbaar. Als Hij iemand die Hem heeft beledigd zo behandelt, wat zal Hij dan niet doen om zijn Moeder te eren, de onbevlekte Maagd, Virgo fidelis, de allerheiligste, trouwe Maagd?

Als de liefde van God zo groot is, terwijl het bevattingsvermogen van het menselijk hart — dat vaak verraderlijk is — zo armzalig is, hoe zal de liefde dan zijn in het hart van Maria, die de wil van God nooit het minste in de weg heeft gelegd?

Kijk eens hoe de liturgie van dit feest het onvermogen weerspiegelt om de oneindige barmhartigheid van de Heer met menselijke redeneringen te begrijpen; ze bezingt haar meer dan dat ze haar uitlegt; ze prikkelt onze verbeelding opdat iedereen haar met enthousiasme lof toezingt. Want niemand van ons is in staat in zijn stoutste dromen de werkelijkheid te benaderen: Er verscheen een groot teken aan de hemel: een Vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren (Apk 12, 1). De koning verlangt naar uw schoonheid. Hoe schittert zij, de dochter van de koning, met goud doorweven is haar gewaad (Ps 44, 12-14).

De liturgie van deze dag zal eindigen met woorden van Maria waarin de grootste nederigheid samenvloeit met de hoogste glorie: En zie, van heden af prijst elk geslacht mij zalig, omdat aan mij zijn wonderwerken deed Die machtig is (Lc 1, 48-49).

Cor Mariae dulcissimum, iter para tutum. Allerzoetst hart van Maria, geef ons kracht en veiligheid op onze aardse weg. Wil zelf voor ons de weg zijn, want U kent de veilige wegen en paden die ons door uw liefde naar de liefde van Jezus brengen.