Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is apostolaat → meewerken aan de heiliging van de mensen.

Bedenk dat het verlossingswerk is volbracht toen Jezus in de schande en de glorie van het kruis is gestorven, dat voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid (1 Kor 1, 23) is, en dat het volgens de wil van God zal voortduren tot het uur van de Heer is gekomen. Wat niet met elkaar te verenigen is, is een leven leiden naar het hart van Christus en zich niet gezonden voelen om, zoals Hij, peccatores salvos facere, alle zondaars te redden (1 Tim 1, 15). Maar we mogen ook niet vergeten dat ook wij elke dag meer op de barmhartigheid van God moeten vertrouwen. Dit maakt in ons het verlangen wakker om onszelf te zien als medeverlossers met Christus en met Hem alle mensen te redden, omdat wij ipse Christus zijn en dat ook willen zijn, Christus zelf, die zich als losprijs voor allen heeft gegeven (1 Tim 2, 6).

Hier ligt een grote opgave en het zou verkeerd zijn een afwachtende houding aan te nemen, want de Heer zegt uitdrukkelijk: Doet daar tijdens mijn afwezigheid zaken mee (Lc 19, 13). Terwijl we wachten op de wederkomst van de Heer, die zal komen om zijn koninkrijk volledig in bezit te nemen, kunnen wij niet met onze armen over elkaar gaan zitten. De uitbreiding van het rijk van God is niet alleen de officiële taak van de leden van de Kerk die Christus vertegenwoordigen omdat zij de wijdingsmacht van Hem hebben gekregen. Vos autem estis corpus Christi1 Kor 12, 27), ook gij vormt samen het Lichaam van Christus, leert de apostel ons, met de concrete opdracht tot het einde toe zaken te doen.

Er is nog zoveel te doen! Is er dan in twintig eeuwen niets gebeurd? Zeker wel; er is in deze twintig eeuwen hard gewerkt. Volgens mij is het misprijzend oordeel van sommigen over het werk van de mensen die vóór ons leefden, niet objectief en niet rechtvaardig. In deze twintig eeuwen is er veel en dikwijls heel goed werk geleverd. Ook zijn er fouten gemaakt en is er achteruitgang geweest, zoals er ook nu terugval, angst en schrik is, maar ook moed en onbaatzuchtigheid. De menselijke familie vernieuwt zich echter steeds weer, en iedere generatie moet zich daarom blijven inspannen om de mensen te helpen de grootsheid van hun roeping als kind van God te ontdekken en zich het gebod van liefde voor de Schepper en voor de naaste diep in te prenten.

Vrede en vreugde zaaien

Wat kunnen we doen? Ik zei al dat ik geen sociale of politieke crisis, noch een verziekte cultuur aan de orde wil stellen. Vanuit het christelijk geloof heb ik het over het kwaad in de betekenis van een belediging van God. Christelijk apostolaat is geen politiek programma of een cultureel alternatief: het betekent de verbreiding van het goede, het wordt gedragen door het verlangen om lief te hebben, het wil vrede en vreugde verbreiden. Dat apostolaat zal ongetwijfeld een geestelijke verademing voor iedereen zijn: meer rechtvaardigheid, meer begrip, meer respect voor elkaar.

We mogen geen hindernis zijn voor de mensen op hun weg naar het eeuwig geluk. We zijn verplicht voor honderd procent christen te zijn, heilig te worden, God niet teleur te stellen, noch al die mensen die van ons een voorbeeld en onderricht verwachten.

De basis voor ons apostolaat moet het begrip zijn. Ik benadruk nog eens dat naastenliefde meer een kwestie van begrijpen dan van geven is. Ik maak er geen geheim van dat ik uit eigen ondervinding heb moeten leren hoe hard het is als je niet begrepen wordt. Ik heb altijd geprobeerd dat men mij zou verstaan, maar er zijn mensen die mij met opzet verkeerd begrepen. Ook dát is voor mij een praktische en veelzeggende reden om ernaar te streven iedereen te begrijpen. Maar we krijgen geen ruim, universeel, katholiek hart door een spontane impuls. De geest van begrip is een uiting van de christelijke naastenliefde van een goed kind van God. De Heer wil immers dat wij aanwezig zijn op alle wegen van de aarde om het zaad van de broederlijkheid — niet van het onkruid — om ons heen te strooien, het zaad van de verontschuldiging, van de vergiffenis, van de naastenliefde, van de vrede. Voel je nooit iemands vijand.

Een christen moet laten zien dat hij altijd bereid is om met iedereen om te gaan, en dat hij door dit contact iedereen de mogelijkheid wil geven dichter bij Christus te komen. Hij moet zich van harte opofferen voor iedereen, zonder onderscheid te maken, zonder de zielen in hokjes in te delen of hen etiketten op te plakken, alsof ze handelswaar zijn of geprepareerde insecten. Een christen mag zich niet van anderen afzonderen, want hij zou dan een betreurenswaardig en egoïstisch leven leiden: hij moet alles voor allen worden, om allen te redden (1 Kor 9, 22).

Wat zou het mooi zijn als wij zo zouden leven, als wij ons zouden voornemen ons gedrag te doordrenken met dit zaaien van edelmoedigheid, met dit verlangen om in vrede met elkaar te leven! Dan zou de legitieme persoonlijke vrijheid van de mensen kunnen gedijen, dan zou iedereen de verantwoordelijkheid voor alles wat onder zijn competentie valt op zich nemen. De christen zou in de eerste plaats de vrijheid van anderen weten te verdedigen en dat vervolgens met zijn eigen vrijheid doen. Dan zou hij de anderen uit naastenliefde nemen zoals ze zijn, want iedereen, zonder uitzondering, heeft zijn zwakheden en fouten. Hij zou hen met de genade van God en met menselijke fijngevoeligheid helpen om het kwaad te overwinnen, het onkruid uit te trekken, zodat allen elkaar kunnen steunen en het mens-zijn en christen-zijn waardig kunnen beleven.

Christus bekendmaken

Alle gebeurtenissen in het leven — in ons persoonlijk leven en in zekere zin ook alles wat zich op de beslissende momenten van de geschiedenis afspeelt — beschouw ik als een oproep van God om de waarheid onder ogen te zien. Voor de christenen zijn het ook gelegenheden om met de hulp van de genade, door woorden en werken de Geest te verkondigen tot wie wij behoren (zie Lc 9, 55).

Alle generaties christenen moeten de tijd waarin zij leven verlossen en heiligen, en daarom de zorgen van hun medemensen begrijpen en delen, om hen met de gave van talen te laten zien hoe ze kunnen beantwoorden aan de werking van de heilige Geest en aan de overvloedige rijkdom van het goddelijk Hart. Wij christenen hebben de taak om de oude en altijd nieuwe boodschap van het evangelie te verkondigen aan de wereld waarin wij leven.

Het is niet waar dat de mensen van onze tijd — de mensen in het algemeen of zelfs massaal — ontoegankelijk of onverschillig zouden zijn voor alles wat het christelijk geloof leert over de bestemming en het wezen van de mens. Het is niet waar dat de mensen van onze tijd alleen aan dingen van de wereld denken en de hemel vergeten. Hoewel het niet ontbreekt aan ideologieën die zich in zichzelf opsluiten en aan mensen die deze steunen, kent ook onze tijd karakterloosheid en grote idealen, lafheid en heldhaftigheid, desillusies en grote aspiraties. Er zijn mensen die dromen van een nieuwe wereld die rechtvaardiger en menselijker is, terwijl anderen, die misschien teleurgesteld zijn door het vastlopen van hun eerdere idealen, hun toevlucht zoeken in een egoïstische rust of blijven vasthouden aan de dwaling.

Aan al deze mannen en vrouwen, waar ze ook zijn, en of we ze nu in een overwinningsroes of verslagen aantreffen, moeten we de plechtige en duidelijke woorden van de apostel Petrus in de dagen na Pinksteren bekendmaken: Jezus is de hoeksteen, de Verlosser, Hij is alles in ons leven, want buiten Hem is er geen andere Naam onder de hemel aan de mensen gegeven, waarin wij gered moeten worden (Hand 4, 12).

De liefde van Christus naar anderen brengen

God zegt niet: in plaats van een hart geef Ik je een wil als die van een zuivere geest. Nee, Hij geeft ons een hart, een hart van vlees, zoals dat van Christus. Ik heb niet een hart om God lief te hebben en een ander om de mensen lief te hebben. Met hetzelfde hart waarmee ik van mijn ouders heb gehouden en waarmee ik van mijn vrienden houd, met datzelfde hart houd ik van Christus, van God de Vader, van de heilige Geest en van de Maagd Maria. We kunnen er niet vaak genoeg bij stilstaan dat wij heel menselijk moeten zijn, anders kunnen we niet goddelijk zijn.

Als onze menselijke liefde, onze liefde hier op aarde, echt is dan helpt dat ons iets van de goddelijke liefde te proeven en enig idee te hebben van de liefde waarmee we van God zullen genieten en die er in de hemel onder ons zal heersen, wanneer Onze Lieve Heer alles in allen (I Kor 15, 28) zal zijn. En als we eenmaal beginnen te begrijpen wat de goddelijke liefde is, zal dat een stimulans voor ons zijn om meer begrip te hebben, edelmoediger te zijn, en ons meer te geven.

We moeten geven wat we hebben ontvangen, anderen leren wat we zelf hebben geleerd, anderen zonder hoogmoed en in alle eenvoud laten delen in de kennis van de liefde van Christus. Van jullie werk, van jullie beroep, kunnen en moeten jullie een dienst maken. Werk dat goed gedaan wordt, waar vooruitgang in zit en dat ook bijdraagt aan de vooruitgang, dat gebruik maakt van de ontwikkelingen in de cultuur en de techniek, heeft een belangrijke functie en komt de hele mensheid ten goede, mits we het doen uit edelmoedigheid en niet uit egoïsme, uit liefde voor allen en niet in ons eigen voordeel. Kortom: als we het doen vanuit de christelijke levensvisie.

Als je zo werkt kun je in je contacten de liefde van Christus tastbaar maken door vriendschap, begrip, vrede en menselijke warmte. Net zoals Christus weldoende rondgingHand 10, 38) over alle wegen van Palestina, moeten ook jullie over alle menselijke wegen gaan en — in het gezin, in de maatschappij, in je beroep, in de cultuur en in je vrije tijd — overvloedig vrede zaaien. Dat zal het beste bewijs zijn dat het Rijk van God in je hart is. Wij zijn overgegaan van de dood naar het leven, schrijft de heilige apostel Johannes, omdat wij onze broeders liefhebben (1 Joh 3, 14).

Maar iemand kan alleen met deze liefde in het leven staan als hij in de school van het hart van Jezus wordt gevormd. Alleen als wij naar het hart van Jezus kijken en erover mediteren, zal het lukken om ons eigen hart te bevrijden van haat en onverschilligheid. Alleen dan kunnen we christelijk reageren op het lijden van anderen, op hun verdriet.

Denk aan de scène die de heilige Lucas ons vertelt, toen Jezus in de omgeving van de stad Naïn kwam (zie Lc 7, 11-17). Hij ziet het verdriet van de mensen die Hij daar tegenkomt. Hij had hen voorbij kunnen gaan of kunnen afwachten of ze Hem een verzoek zouden doen. Maar Hij loopt niet door en neemt ook geen afwachtende houding aan. Hij neemt het initiatief, bewogen door het verdriet van een weduwe die het enige wat ze nog had, verloren had: haar zoon.

De evangelist vertelt dat Jezus medelijden kreeg. Misschien was zijn ontroering ook zichtbaar, zoals bij de dood van Lazarus. Hij was en is niet ongevoelig voor het lijden uit liefde, en Hij vindt het erg dat ouders van hun kinderen gescheiden worden. Hij overwint de dood om leven te geven, zodat degenen die van elkaar houden bij elkaar kunnen zijn. Maar Hij eist in de eerste plaats en tegelijkertijd dat de liefde voor God, die vorm moet geven aan een echt christelijk leven, voorrang krijgt.

Christus weet dat er een grote menigte om Hem heen staat en dat die stomverbaasd door het wonder overal zal rondvertellen wat er gebeurd is. Maar Hij maakt geen ophef over wat hij gaat doen. Hij is buitengewoon getroffen door het leed van deze vrouw en wil niet anders dan haar troosten. Hij gaat naar haar toe en zegt: Huil maar niet (Lc 7, 13). Alsof Hij haar wil zei: Ik wil je niet in tranen zien, want Ik ben vreugde en vrede op aarde komen brengen. En dan gebeurt het wonder, de manifestatie van de macht van Jezus, die God is. Maar voordat Hij dit deed was Hij in zijn ziel geraakt, wat een duidelijk teken is van de zachtmoedigheid van het Hart van de mens Jezus Christus.

Als wij niet van Jezus leren hoe we moeten liefhebben, dan zullen we het nooit leren. Als wij, zoals sommigen, zouden denken dat we het hart zuiver bewaren — zodat het God waardig is — door het niet te laten aanraken, het niet te laten besmetten door menselijke genegenheid, dan is het logische gevolg dat we ongevoelig worden voor het leed van anderen. We zouden dan alleen in staat zijn tot een officiële liefdadigheid die dor en levenloos is, en niet tot de waarachtige naastenliefde van Jezus die liefdevol is, vol menselijke warmte. Daarmee wil ik geen valse theorieën rechtvaardigen die een triest excuus zijn om de mensen op dwaalwegen te brengen — ze van God te vervreemden — en ze aan gelegenheden tot zondigen en aan het verderf prijs te geven.

Op het feest van vandaag moeten we de Heer vragen om een hart dat kan meevoelen met de zorgen van onze medemensen, dat kan begrijpen dat de liefde de ware balsem is voor de kwellingen die de mensen op deze wereld vergezellen en niet zelden benauwen. Al het andere kan hooguit een moment afleiding bezorgen om daarna bitterheid en wanhoop achter te laten.

Als we anderen willen helpen, dan moeten we van hen houden en die liefde — laat ik het nog eens zeggen — moet begrip en overgave zijn, hartelijkheid en bewuste nederigheid. Zo zullen we begrijpen waarom de Heer de hele wet in dat dubbele gebod heeft willen samenvatten dat uiteindelijk één enkel gebod is: de liefde voor God en de liefde voor de naaste, met heel ons hart (zie Mt 22, 40).

Misschien denken jullie nu dat wij christenen — niet de anderen, maar jij en ik — soms de meest elementaire toepassing van die plicht vergeten. Misschien denken jullie aan al het onrecht waar niets aan gedaan wordt, aan de misstanden die niet worden opgeheven, aan discriminatie die van generatie op generatie overgaat zonder dat er een oplossing voor wordt gezocht die naar de kern van de zaak gaat.

Ik kan jullie geen concrete uitweg voor die problemen aanreiken, en dat is ook niet mijn taak. Maar als priester van Christus is het mijn plicht jullie te wijzen op wat de heilige Schrift zegt. Denk na over het schouwspel bij het Laatste Oordeel dat Jezus zelf heeft beschreven: Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur dat bereid is voor de duivel en zijn trawanten. Want Ik had honger en gij hebt Mij niet te eten gegeven, Ik had dorst en gij hebt Mij niet te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij niet opgenomen, naakt en Mij niet gekleed; Ik was ziek en in de gevangenis en gij zijt Mij niet komen bezoeken (Mt 25, 41-43).

Een mens of een samenleving die niet reageert op noden of onrecht en zich niet inspant om ze te lenigen, is geen mens of samenleving naar het Hart van Christus. Christenen moeten elkaar vinden in het verlangen om de mensheid te dienen — altijd met behoud van volledige vrijheid bij het bestuderen en uitvoeren van verschillende opties binnen een heel natuurlijk pluralisme — want anders zal hun christendom niet het woord en het leven van Jezus zijn, maar een masker, ze zouden God en de mensen bedriegen.