Christus die door zijn nederigheid overwint

Homilie gehouden op 24 december 1963


Lux fulgebit hodie super nos, quia natus est Dominus. Een helder licht straalt heden over ons, want de Heer is ons geboren (Jes 9, 2 (Introïtus van de Dageraadsmis van Kerstmis). Dit blijde nieuws raakt vandaag het hart van de christenen en via hen is het voor de hele mensheid bestemd. God is hier. Deze waarheid moet inhoud geven aan ons leven. Als wij het licht en de genade van God diep in onze ziel laten binnendringen, zal ieder kerstfeest een nieuwe en bijzondere ontmoeting met God worden.

Laten we blijven stilstaan bij het Kindje en Maria en Jozef, en naar de Zoon van God kijken die ons vlees heeft aangenomen. Ik herinner me een bezoek dat ik, op 15 augustus 1951, om iets dat mij zeer ter harte ging, aan het heilig Huisje van Loreto bracht. Daar wilde ik de heilige Mis met veel eerbied opdragen, maar ik had niet gerekend op de vurigheid van de mensen. Ik had er niet aan gedacht dat veel mensen uit de omgeving, met het gezegende geloof van die streek en een grote liefde voor de Madonna, op deze grote feestdag naar Loreto zouden komen. Hun vroomheid bracht hen tot uitingen die — hoe zal ik het zeggen — alleen al vanuit de liturgische voorschriften van de Kerk bezien, niet helemaal waren zoals het hoort.

Telkens als ik het altaar kuste op de momenten die in de liturgie van de Mis zijn voorzien, deden drie of vier plattelandsvrouwen hetzelfde. Daardoor werd ik afgeleid, maar het heeft me ook getroffen. Volgens de overlevering hebben Jezus, Maria en Jozef in dat heilig Huis gewoond. Ik las de woorden die op het altaar staan gegraveerd: Hic Verbum caro factum est, hier is het Woord vlees geworden. Hier, op een stukje van onze aarde, in een huis dat door mensenhanden is gemaakt, heeft God gewoond.

Jezus Christus, volmaakt God en volmaakt mens

De Zoon van God is vlees geworden; Hij is perfectus Deus, perfectus homo, volmaakt God en volmaakt mens (Geloofsbelijdenis van Athanasius). Dit mysterie heeft iets dat de christen zou moeten raken. Mij heeft het toen erg aangegrepen en dat doet het nog. Ik zou graag nog eens naar Loreto gaan, wat ik nu in gedachten doe, om de kinderjaren van Jezus tot leven te brengen en het Hic Verbum caro factum est te overwegen.

Iesus Christus, Deus Homo: Jezus Christus, Godmens. Dit is een van de magnalia Dei, de machtige werken van God (Hand 2, 11), waarover we in dankbaarheid kunnen nadenken. Hij is gekomen om vrede op aarde te brengen aan de mensen van goede wil (Lc 2, 14), aan alle mensen die hun wil verenigen met de wil van God; niet alleen aan de rijken, niet alleen aan de armen, maar aan alle mensen, alle broeders! Want we zijn allemaal broers in Jezus, kinderen van God, broers van Christus, en zijn Moeder is onze Moeder.

Er is maar één ras op de wereld: het ras van de kinderen van God. We moeten daarom allemaal dezelfde taal spreken, de taal die onze Vader in de hemel ons leert, de taal waarin Jezus met zijn Vader sprak, de taal waarin je bidt, de taal van het hoofd en het hart. Het is de taal van contemplatieve zielen, van mensen die een geestelijk leven leiden omdat zij beseffen dat zij kinderen van God zijn. Die taal drukt zich uit in duizend impulsen van onze wil, in een helder licht in ons verstand, in de gevoelens van ons hart, in het besluit om een integer leven te leiden, het goede te doen, en vreugde en vrede te brengen.

Laten we naar het Kindje in de kribbe kijken dat onze grote liefde is. We beseffen dat we voor een mysterie staan dat we in geloof willen aanvaarden en waarin we ons, ook door het geloof, verder willen verdiepen. Dit vraagt van een christelijke ziel om nederig te zijn. We willen de grootheid van God niet reduceren tot onze eigen, armzalige concepten en onze menselijke interpretaties, maar we willen begrijpen dat dit mysterie in al zijn duisternis een licht is dat richting geeft aan het leven van de mensen.

We zien — zegt de heilige Johannes Chrysostomus — dat Jezus uit ons en uit onze menselijke natuur is voortgekomen en uit de Moeder en Maagd geboren is; maar we vatten niet hoe dit wonder is geschied. Laten we onze energie niet verspillen door het te willen begrijpen, maar liever met nederigheid aannemen wat God ons heeft geopenbaard, zonder te willen doorvorsen wat God verborgen heeft gehouden [(In Matthaeum homiliae, 4, 3 (PG 57, 43)]. Vanuit die houding zullen we begrijpen en liefhebben, en de schitterende les van dit mysterie zal voor ons veel overtuigender zijn dan alle menselijke argumenten.

De goddelijke betekenis van Jezus’ leven op aarde

Als ik bij de kribbe spreek probeer ik altijd naar Onze Lieve Heer te kijken als naar een kindje dat in doeken gewikkeld op stro ligt, in een voerbak. Hij is nog maar een kind dat niet kan praten, maar omdat ik van Hem wil leren, zie ik Hem toch als leraar en meester. Om in de goddelijke betekenis van het leven van Jezus op aarde te kunnen binnendringen, moeten we zijn leven kennen, het evangelie lezen en ons in de gebeurtenissen van het Nieuwe Testament verplaatsen.

Opdat het leven van Jezus zich in ons eigen leven kan herhalen, moeten we Hem eerst leren kennen door de heilige Schrift te lezen en te herlezen, door er over te mediteren en door steeds weer te bidden, zoals nu, bij de kribbe. We moeten proberen de lessen te begrijpen die Jezus ons als kind al geeft, als een pasgeborene die voor het eerst zijn ogen opent voor onze wereld.

Doordat Jezus als iemand van ons opgroeit en leeft, openbaart Hij ons dat het menselijk bestaan, het gewone leven van alledag, een goddelijke zin heeft. We hebben misschien al vaker over dit alles nagedacht, maar we kunnen opnieuw, vol verwondering, stilstaan bij de dertig verborgen jaren die het grootste deel uitmaken van Jezus” leven onder zijn broeders, de mensen. Jaren in de schaduw, maar voor ons helder als het licht. Meer dan dat: stralende jaren die onze dagen verlichten en er betekenis aan geven, want we zijn gewone christenen die een leven leiden als miljoenen andere mensen op de hele wereld.

Dat was de manier waarop Jezus dertig jaar leefde, als fabri filius, zoon van de timmerman (Mt 13, 55). Pas daarna volgden drie jaar openbaar leven in de drukte van de mensenmassa”s. En de mensen vragen zich verwonderd af: Wie is dat? Waar heeft Hij al die dingen geleerd? Hij had immers het leven geleid van de mensen van zijn streek, Hij was faber, filius Mariae, de timmerman, de zoon van Maria (Mc 6, 3). En Hij was God, die op het punt stond het menselijk geslacht te verlossen en alles naar zich toe te trekken (Joh 12, 32).

We zouden de gebeurtenissen in het leven van Jezus nooit moeten overdenken zonder ons persoonlijk aangesproken te voelen, dat geldt ook voor zijn verborgen jaren. We moeten zien wat ze zijn: een oproep van de Heer om uit ons egoïsme en onze gemakzucht te komen. Hij kent onze beperkingen, ons individualisme en onze eerzucht. Hij weet hoe moeilijk we het vinden onszelf te vergeten en ons aan anderen te geven. Hij weet wat het betekent geen liefde te ontvangen en Hij ervaart dat zelfs degenen die zeggen Hem van dichtbij te volgen dat maar halfhartig doen. Denk maar aan de beklemmende scènes waarin de evangelisten beschrijven hoe de apostelen nog vol wereldse ambities en zuiver menselijke plannen zitten. Toch heeft Jezus hen uitgekozen. Hij houdt hen bij zich en vertrouwt hun de zending toe die Hij van zijn Vader heeft gekregen.

Hij roept ons en stelt ons de vraag die Hij ook aan Jacobus en Johannes stelde: Potestis bibere calicem, quem ego bibiturus sum? Zijt gij in staat de beker te drinken — die beker van de volledige overgave aan de wil van de Vader — die Ik ga drinken? (Mt 20, 22). Het antwoord van Johannes en Jacobus is: Possumus! Ja, dat kunnen wij! (Mt 20, 22) Zijn wij, jij en ik, werkelijk bereid om in alles de wil van God onze Vader te doen? Hebben wij Hem ons hart helemaal gegeven of blijven we vastzitten aan onszelf, aan ons eigenbelang, ons gemak, onze eigenliefde? Is er iets in ons leven dat niet past bij een christen en ons ervan weerhoudt ons te zuiveren? Het feest van vandaag is een mooie gelegenheid om daarmee te kappen.

We moeten ervan overtuigd zijn dat Jezus deze vragen stelt. Hij, niet ik. Ik durf ze niet eens aan mezelf voor te leggen. Ik ga hardop verder met mijn gebed en ieder van ons zou in stilte kunnen bekennen: Heer, ik ben weinig waard, ik ben dikwijls een lafaard! Ik heb bij die en die gelegenheid, in deze en in die andere zaak, veel fouten gemaakt! En desondanks kunnen we uitroepen: Heer, wat goed dat U mij bij de hand genomen hebt, want ik voel dat ik tot alle laagheden in staat ben. Laat me niet los, laat me niet alleen, behandel me als een kind. Help mij sterk, dapper en integer te zijn. Help mij, want ik ben een onbeholpen schepsel. Neem mij bij de hand, Heer, en zorg ervoor dat uw Moeder naast mij staat om me te beschermen. En zo, possumus, zullen we het kunnen, zullen we in staat zijn om U als voorbeeld te nemen!

Het is niet aanmatigend om possumus te zeggen! Jezus laat ons deze goddelijke weg kennen en Hij wil dat wij die inslaan. Hij heeft die voor ons, die zo zwak zijn, menselijk en begaanbaar gemaakt. Daarom heeft Hij zich zo klein gemaakt. Dit is de reden waarom Hij zich zo vernederd heeft en de natuur van een slaaf heeft aangenomen; Hij, de Heer, die als God gelijk is aan de Vader; Hij maakte zich klein in majesteit en macht, maar niet in goedheid of barmhartigheid [H. Bernardus, Sermo in die nativitatis, 1, 1-2 (PL 183, 115)].

In zijn goedheid wil God ons de weg vergemakkelijken. Laten we de uitnodiging van Jezus niet afwijzen, niet nee tegen Hem zeggen, of ons doof houden voor zijn roepen. Want er is geen excuus, we hebben geen enkele reden om te denken dat we het niet kunnen. Hij heeft het ons door zijn voorbeeld laten zien. Daarom vraag ik jullie met heel mijn hart, broeders, laat dit kostbare voorbeeld niet vergeefs zijn, maar volg Hem na en vernieuw je door bezinning van je hart (H. Bernardus, ibid., 1, 1).

Hij ging weldoende rond

Zie je dat het belangrijk is Jezus te kennen en met liefde naar zijn leven te kijken? Ik ben dikwijls in de heilige Schrift op zoek gegaan naar de definitie, naar de beschrijving van het leven van Jezus en die heb ik gevonden in een paar woorden van de heilige Geest: Pertransiit benefaciendo, Hij ging weldoende rond (Hand 10, 38). Iedere dag van zijn leven op aarde, van zijn geboorte tot aan zijn dood, ging Hij weldoende rond, iedere dag bracht Hij door met het goede te doen. En op een andere plaats zegt de heilige Schrift: bene omnia fecit, Hij heeft alles welgedaan (Mc 7, 37). Hij heeft alles tot een goed einde gebracht, wat Hij deed was alleen maar goed.

En jij? En ik? Laten we eens kijken of er dingen zijn die wij moeten verbeteren. Ik zie bij mijzelf veel waaraan ik moet werken, en omdat ik besef dat ik niet in staat ben om op eigen krachten het goede te doen, en omdat Jezus ons heeft gezegd dat wij zonder Hem niets kunnen (zie Joh 15, 5), willen wij, jij en ik, de hulp van de Heer afsmeken op voorspraak van zijn Moeder, in een intiem gesprek dat eigen is aan mensen die van God houden. Meer zeg ik er niet over, want ieder van jullie moet zelf spreken, volgens je eigen behoeften. Nu ik jullie deze raad geef, pas ik deze leer, in stilte, op mij en mijn eigen ellende toe.

Hij ging weldoende rond… Hoe heeft Jezus zoveel goeds en alleen maar goeds om zich heen gezaaid, waar Hij ook was? In een andere beschrijving van het leven van Jezus geeft het evangelie in een paar woorden het antwoord: erat subditus illis, Hij was hun onderdanig (Lc 2, 51). Vandaag de dag, nu de wereld vol ongehoorzaamheid, laster en onenigheid is, moeten wij extra waarde hechten aan de gehoorzaamheid.

Ik heb de vrijheid lief, en juist daarom houd ik van de christelijke deugd van de gehoorzaamheid. Wij moeten ons kinderen van God weten, met het blijde verlangen om de wil van onze Vader te doen, om alles te doen zoals Hij het wil omdat we dat graag willen; bovennatuurlijker kan het niet.

Door de geest van het Opus Dei, die ik nu al meer dan vijfendertig jaar probeer te beleven en uit te dragen, heb ik de persoonlijke vrijheid leren begrijpen en ervan leren houden. Als God zijn genade aan de mensen geeft, als Hij hen roept met een specifieke roeping, is het alsof Hij hun de hand toereikt, de hand van een vader, vol kracht, maar vooral vol liefde. Zo zoekt Hij ieder van ons als zijn eigen zonen en dochters, want Hij kent onze zwakheid. Hij verlangt van ons dat we de inspanning doen om zijn hand vast te pakken, de hand die Hij ons toereikt. Deze inspanning vraagt Hij van ons als bewijs van onze vrijheid. En om dat te kunnen moeten wij nederig zijn, ons kinderen van God weten en van de gezegende gehoorzaamheid houden waarmee wij beantwoorden aan het gezegende vaderschap van God.

Het is goed dat wij vertrouwen met de Heer hebben, dat we Hem in ons leven toelaten en dat Hij er geen hindernissen en donkere hoekjes aantreft. Wij mensen zijn geneigd ons te verdedigen en ons vast te klampen aan ons egoïsme. Wij proberen altijd koninkje te zijn, al is het maar in het armzalige rijk van ons eigen wereldje. Laat deze overweging duidelijk maken waarom we naar Jezus moeten gaan: opdat Hij ons werkelijk vrij maakt en wij daardoor in staat zijn God en alle mensen te dienen. Alleen op die manier kunnen we de waarheid van de woorden van de heilige Paulus begrijpen: Maar nu, bevrijd van de zonde en dienstknechten geworden van God, oogst gij heiligheid en tenslotte eeuwig leven. Want het loon van de zonde is de dood, maar de gave van God is het eeuwige leven in Christus Jezus onze Heer (Rom 6, 22-23).

Laten we daarom op onze hoede zijn, want onze drang tot egoïsme sterft niet en de bekoring kan zich op vele manieren voordoen. God verlangt van ons dat wij vanuit het geloof gehoorzamen, want Hij geeft zijn wil niet te kennen met tromgeroffel en trompetgeschal. Soms laat de Heer ons zijn wensen kennen als met een zachte stem, diep in ons geweten. We zullen aandachtig moeten luisteren om die te herkennen en trouw te zijn.

Hij spreekt ook dikwijls door andere mensen. Het kan dat we dan een soort aandrang voelen om niet te gehoorzamen omdat we hun gebreken zien, of denken dat ze niet goed op de hoogte zijn, of misschien niet alle kanten van het probleem hebben begrepen.

Dit alles kan een goddelijke bedoeling hebben, want God legt ons geen blinde gehoorzaamheid op, Hij verwacht juist een intelligente gehoorzaamheid. We moeten daarom de verantwoordelijkheid voelen anderen met het licht van ons verstand te helpen. Maar we moeten eerlijk zijn tegenover onszelf en in iedere situatie nagaan of we ons laten leiden door liefde voor de waarheid, of door egoïsme en gehechtheid aan ons eigen oordeel. Als onze visie ons van anderen scheidt, als de saamhorigheid en de eenheid met onze broeders en zusters dreigt te breken, is dat een duidelijk teken dat we niet in de geest van God handelen.

Laten we niet vergeten dat iemand die wil gehoorzamen, ik herhaal het, nederig moet zijn. We kunnen opnieuw naar het voorbeeld van Christus kijken. Jezus gehoorzaamt, Hij gehoorzaamt aan Jozef en Maria. Hij is in de wereld gekomen om te gehoorzamen, om zich te onderwerpen aan menselijke schepselen: aan onze Moeder de heilige Maagd Maria — alleen God is groter dan zij — en aan Jozef, deze rechtschapen en zuivere man. Het zijn weliswaar twee volmaakte schepselen, maar het blijven schepselen. En Jezus, die God is, gehoorzaamt hen. Alleen als we God liefhebben kunnen we zijn wil liefhebben en ernaar verlangen aan de oproep te beantwoorden die Hij in het dagelijks leven tot ons richt: in ons beroep, werk, gezin, in de sociale contacten, bij ons lijden en dat van anderen, in de vriendschap en in onze inzet om te doen wat goed en rechtvaardig is.

Bij ieder kerstfeest kijk ik met plezier naar de figuurtjes die het Kindje voorstellen. Ze laten zien hoe klein Onze Lieve Heer zich heeft gemaakt en ze herinneren mij eraan dat God ons roept, dat de Almachtige zich wil laten zien als hulpbehoevend en afhankelijk van ons, de mensen. Vanuit de kribbe zegt Jezus tegen jou en mij dat Hij ons nodig heeft, dat Hij graag wil dat we zonder enig voorbehoud een christelijk leven leiden, een leven van overgave, werk en vreugde.

We zullen nooit echt gelukkig zijn als we Jezus niet van harte navolgen en als we niet, zoals Hij, nederig weten te zijn. De vraag dringt zich weer op: zien jullie waar Gods grootheid verborgen is? In een voerbak, in windsels, in een stal. Er kan alleen een verlossende werking van ons leven uitgaan als we nederig zijn, als we ophouden aan onszelf te denken en als we ons verantwoordelijk voelen voor anderen.

Het gebeurt vaak, ook bij mensen van goede wil, dat persoonlijke conflicten tot grote zorgen leiden zonder dat er objectieve redenen aan ten grondslag liggen. De oorzaak ligt in een tekort aan zelfkennis wat leidt tot hoogmoed: het kan de wens zijn om in het middelpunt van de belangstelling en de waardering te staan of een goed figuur te slaan, het kan de weigering zijn het goede te doen om vervolgens te verdwijnen, of het streven naar persoonlijke zekerheid. En velen die een diepe vrede zouden kunnen hebben en met blijdschap in het leven zouden kunnen staan, zijn door hun trots en eigenwaan ongelukkig en onvruchtbaar.

Christus was nederig van hart (zie Mt 11, 29). In de loop van zijn leven heeft Hij voor zichzelf geen enkele uitzondering, geen enkel voorrecht gewild. Als ieder ander mens heeft Hij als vanzelfsprekend negen maanden in de schoot van zijn Moeder doorgebracht. Hij wist maar al te goed dat de mensheid Hem bitter hard nodig had en daarom verlangde Hij er vurig naar op aarde te komen om alle mensen te redden, maar niet overhaastig. Hij komt net zoals ieder ander mens op het normale moment ter wereld. Van de conceptie tot de geboorte heeft niemand weet van dit wonder, behalve de heilige Jozef en de heilige Elisabeth. God komt om onder de mensen te wonen.

Ook zijn geboorte is één en al eenvoud: Hij komt zonder vertoon, zonder dat iemand het weet. Op aarde delen alleen Maria en Jozef in het goddelijk avontuur. En verder de herders die de boodschap kregen van de engelen, en ten slotte de wijzen uit het oosten. Zo vindt de transcendente gebeurtenis plaats waardoor hemel en aarde, God en mens, met elkaar worden verenigd.

Hoe kunnen wij zo hard zijn dat wij snel aan deze gebeurtenis wennen? God vernedert zich opdat wij naar Hem toe kunnen gaan, met liefde aan zijn liefde kunnen beantwoorden, en ons in vrijheid overgeven, niet alleen bij het schouwspel van zijn macht, maar ook bij het wonder van zijn nederigheid.

Kijk naar de luister van een kind dat God is. Zijn Vader is de God die hemel en aarde gemaakt heeft en hier, in een voerbak, ligt de Zoon, quia non erat eis locus in diversorio, want er was geen plaats voor hen in de herberg, (Lc 2, 7) nergens anders was er plaats voor de Heer van alles wat geschapen is.

Hij deed de wil van God, zijn Vader

Ik doe de waarheid geen geweld aan als ik jullie zeg dat Jezus ook vandaag op zoek is, op zoek naar een rustplaats in ons hart. Laten we Hem vergiffenis vragen voor onze blindheid en ondankbaarheid, en om de genade smeken ons hart nooit meer voor Hem te sluiten.

Onze Lieve Heer maakt er geen geheim van dat de onderwerping aan de wil van God zelfverloochening en overgave vereist, want liefde vraagt geen rechten: zij wil dienen. Hij is ons op die weg voorgegaan. Jezus, hoe was Uw gehoorzaamheid? Usque ad mortem, mortem autem crucis, tot aan de dood, de dood aan het kruis (Fil 2, 8). Wij moeten loskomen van onszelf, ons het leven moeilijk maken, het verliezen uit liefde voor God en de zielen. Je wilde een rustig leven, maar God wilde anders. Er bestaan twee willen: jouw wil moet worden bijgesteld om één te worden met de wil van God; de wil van God hoeft zich niet aan die van jou aan te passen [H. Augustinus, Enarrationes in psalmos, 31, 2, 26 (PL 36, 274)].

Ik heb gezien hoeveel mensen zich hun leven lang hebben ingezet om te doen wat God van hen vroeg; zoals U, Heer, tot de dood toe. Dat geeft reden tot blijdschap. Ze hebben zich, ook in hun beroepswerk, met hart en ziel ingezet voor de Kerk en voor het welzijn van alle mensen.

We willen leren gehoorzamen, leren dienen. Er bestaat niets waardevollers dan de vrijwillige overgave ten bate van andere mensen. Als de trots de kop opsteekt en de hoogmoed ons doet denken dat we supermensen zijn, dan wordt het tijd dat we nee zeggen en we onze triomf enkel en alleen in de nederigheid zoeken. Op die manier zullen we ons vereenzelvigen met Christus aan het kruis, niet met tegenzin, bang of onwillig, maar blij, want de blijdschap die in de zelfverloochening ligt is het beste bewijs van onze liefde.

Ik zou nog eens willen terugkomen op de natuurlijkheid en eenvoud van het leven van Jezus, waarbij we al zo vaak hebben stilgestaan. De verborgen jaren in het leven van de Heer zijn niet zonder betekenis, en ze zijn ook meer dan een voorbereiding op de jaren die daarna zouden komen, de jaren van zijn openbaar leven. In 1928 heb ik duidelijk gezien dat God wil dat de christenen een voorbeeld nemen aan het hele leven van onze Heer. Ik ben in het bijzonder bij zijn verborgen leven blijven stilstaan, zijn leven van gewoon werken onder de mensen. Hij wil dat veel mensen de weg bewandelen die Hij ging in deze onopvallende, weinig spectaculaire jaren. Gehoorzaamheid aan de wil van God betekent dat we moeten loskomen van ons egoïsme, maar niet dat we ons moeten terugtrekken uit het gewone leven onder mensen met wie we door het beroep en de positie in de samenleving zijn verbonden.

Ik droom — en de droom is werkelijkheid geworden — van talloze kinderen van God die zich heiligen in het gewone leven, en die de idealen, verlangens en inspanningen van andere mensen delen. We moeten hen de goddelijke waarheid toeroepen: als je in de wereld blijft, wil dat niet zeggen dat God je vergeten is, of dat Hij je niet heeft geroepen. Hij heeft je uitgenodigd de bezigheden en zorgen van de wereld als de jouwe te beschouwen, want Hij laat je zien dat je menselijke roeping, je beroep, je talenten, niet buiten zijn goddelijke plannen vallen, want Hij heeft ze zelf geheiligd als een zeer welgevallig offer aan zijn Vader.

Als we een christen eraan herinneren dat zijn leven geen ander doel heeft dan aan de wil van God te gehoorzamen, dan betekent dat niet dat hij zich van andere mensen moet afzonderen. Integendeel, het gebod van Christus om elkaar lief te hebben zoals Hij ons heeft liefgehad (zie Joh 13, 34-35) wordt meestal nagekomen door onder de mensen te zijn en te leven zoals zij, door ons in de wereld in dienst te stellen van God, zodat we de liefde van God beter bekend kunnen maken aan alle mensen en we ze kunnen vertellen dat de goddelijke wegen op aarde zijn geopend.

Christus heeft niet alleen gezegd dat Hij van ons houdt, Hij heeft het ook laten zien. We mogen niet vergeten dat Jezus mens werd om ons te leren hoe we kunnen leven als kinderen van God. Denk aan de inleiding van de evangelist Lucas bij de Handelingen van de apostelen: Primum quidem sermonem feci de omnibus, O Theophile, quae coepit Iesus facere et docere, Ik heb verslag gedaan, Theophilus, over alles wat Jezus gedaan en onderricht heeft (Hand 1, 1) Hij kwam om te onderrichten, door het zelf te doen; Hij kwam om te onderrichten, door ons het voorbeeld te geven.

Nu we bij het Kindje in de kribbe zijn, kunnen wij verder gaan met ons gewetensonderzoek. Zijn wij vastbesloten om van ons leven een voorbeeld en een leerschool te maken voor onze medemensen? Zijn we bereid als Christus te zijn? Het is niet genoeg dat we het met de mond belijden. Jij — ik stel de vraag aan ieder van jullie en ook aan mijzelf — jij, die geroepen bent als Christus te zijn omdat je christen bent: kan men van jou zeggen dat je gekomen bent om facere et docere, om alles te doen als een kind van God, om open te staan voor de wil van zijn Vader en daardoor alle zielen te laten delen in de goede, edele, goddelijke en menselijke waarden van de verlossing? Leef je het leven van Christus in je leven van iedere dag, midden in de wereld?

De werken van God willen doen is geen kwestie van mooie woorden, maar een uitnodiging om onszelf uit liefde op te gebruiken. We moeten sterven aan onszelf om herboren te worden tot een nieuw leven. Want zo heeft Jezus gehoorzaamd, tot de dood aan het kruis; mortem autem crucis. Propter quod et Deus exaltavit illum. Daarom heeft God Hem verheven (Fil 2, 8). Als we aan de wil van God gehoorzamen, zal het kruis ook voor ons verrijzenis, verheffing zijn. Christus’ leven zal stap voor stap in ons worden verwezenlijkt en ons eigen leven zal de inspanning worden van goede kinderen van God, die ondanks hun vele zwakheden en persoonlijke fouten weldoende rondgaan zoals Christus.

En als de dood komt — en die zal onverbiddelijk komen — dan zullen we die met vreugde opwachten, zoals ik dat heb gezien bij veel mensen die in de gewone omstandigheden van iedere dag als heiligen hebben geleefd. Met vreugde, want als we Christus hebben nagevolgd in het doen van het goede — en we ondanks onze ellende hebben gehoorzaamd en het kruis hebben gedragen — dan zullen we zoals Christus verrijzen: surrexit Dominus vere, want Hij is waarlijk verrezen (Lc 24, 34).

Bedenk dat Jezus, die een kind wilde worden, de dood heeft overwonnen. Door zo klein te worden, door zijn eenvoud en gehoorzaamheid, door het gewone, alledaagse leven van de mensen te vergoddelijken, werd de Zoon van God overwinnaar.

Dat was de triomf van Jezus. Hij heeft ons op zijn niveau gebracht, op het niveau van kinderen van God, door naar beneden te komen, naar ons niveau, naar de wereld van de kinderen van de mensen.

Dit hoofdstuk in een andere taal