De Eucharistie, mysterie van geloof en liefde

Homilie gehouden op Witte Donderdag, 14 april 1960


Het Paasfeest was op handen. Jezus die wist dat zijn uur gekomen was om uit deze wereld over te gaan naar de Vader, en die de zijnen in de wereld bemind had, gaf hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe (Joh 13, 1). Deze woorden van de heilige Johannes kondigen de lezer van zijn evangelie aan dat er op die dag iets belangrijks gaat gebeuren. Het is, zoals ook de heilige Lucas in zijn verslag optekent, een van liefde bewogen inleiding op wat komen gaat: Vurig heb Ik verlangd, verklaart de Heer, eer Ik ga lijden, dit paasmaal met u te eten (Lc 22, 15). Laten we aan de heilige Geest vragen ons te helpen om elke uitdrukking en elk gebaar van Jezus te begrijpen, omdat wij een bovennatuurlijk leven willen leiden, omdat de Heer ons gezegd heeft dat Hij zich als voedsel wil geven voor onze ziel en omdat wij erkennen dat alleen Hij woorden van eeuwig leven heeft (Joh 6, 69).

Het geloof laat ons met Simon Petrus belijden: Wij geloven en weten dat Gij de Christus zijt, de zoon van God (Joh 6, 70). En door het geloof dat met onze vroomheid versmolten is, durven wij op deze heilige momenten het stoutmoedige voorbeeld van Johannes te volgen en ons hoofd tegen de borst van de Meester te leggen (zie Joh 13, 25) die — zoals we zojuist hebben gehoord — de zijnen vurig liefhad en in zijn liefde tot het uiterste ging.

Alles wat gezegd kan worden om, al is het maar bij benadering, het mysterie van Witte Donderdag uit te leggen, is heel armzalig. We kunnen ons wel enigszins een voorstelling maken van de gevoelens van het hart van Jezus op die avond, de laatste die Hij met de zijnen doorbracht, vóór het offer van Calvarië.

We kunnen denken aan een heel menselijke ervaring zoals het afscheid van twee mensen die van elkaar houden. Ze zouden voor altijd bij elkaar willen blijven, maar de plicht of wat het ook mag zijn dwingt hen uit elkaar te gaan. Wat zij het liefst willen, kan niet. Hoe groot de menselijke liefde ook is, zij stuit op grenzen, en ze moet de toevlucht nemen tot symbolen. De personen die afscheid nemen kunnen elkaar een aandenken geven, misschien een foto waarop ze zulke warme woorden schrijven dat het je verbaast dat het papier niet vlam vat. Maar meer ook niet, want schepselen zijn niet bij machte al hun wensen te verwezenlijken.

Wat wij niet kunnen, kan God wel. Jezus Christus, volmaakt God en volmaakt mens, laat geen symbool achter, maar een werkelijkheid. Hij blijft. Hij zal naar de Vader gaan, maar Hij zal ook onder de mensen blijven. Hij geeft ons geen cadeau dat de herinnering aan Hem wakker houdt, geen afbeelding waarvan de contouren na verloop van tijd verbleken, of een foto die al snel vervaagt en vergeelt en die geen betekenis heeft voor iemand die niet aanwezig was. Hij is onder de gedaanten van brood en wijn werkelijk aanwezig, met zijn Lichaam, zijn Bloed, zijn Ziel en zijn Godheid.

De vreugde van Witte Donderdag

De voortdurende lofprijzing van de heilige hostie door de christenen van alle tijden is nu zo gemakkelijk te begrijpen! Loof, mijn tong, het glorierijke Lichaam en het kostbaar Bloed van de Koning aller volken, geboren uit een vruchtbare Moeder, dat voor onze schuld voldoet (Hymne Pange, lingua). Wij willen deze verborgen God eerbiedig aanbidden (zie Adoro te devote, Hymne van de heilige Thomas de Aquino). Het is Jezus Christus die uit de Maagd Maria is geboren; die heeft geleden en op het kruis werd geofferd; uit wiens doorboorde zijde bloed en water vloeiden (zie hymne Ave verum).

Dit is het heilig gastmaal waarbij we Christus zelf ontvangen. De herinnering aan zijn lijden wordt hernieuwd, de ziel kan bij Hem verkeren in de intimiteit van haar God en heeft een onderpand van haar toekomstige glorie (zie hymne O sacrum convivium). Zo vat de Kerk in een paar strofen de hoogtepunten samen van deze geschiedenis van Gods vurige liefde voor ons.

De God van ons geloof is geen ver wezen dat onverschillig neerkijkt op het lot van de mensen, op hun verlangens, hun strijd, hun zorgen en angsten. Hij is een Vader die in zijn liefde voor zijn kinderen zo ver gaat dat hij het Woord, de tweede Persoon van de allerheiligste Drie-eenheid, naar ons stuurt om hier, mens geworden, voor ons te sterven en ons te verlossen. Het is dezelfde liefhebbende Vader die ons vandaag zachtjes naar Christus trekt door de werking van de heilige Geest die in ons hart woont.

De vreugde van Witte Donderdag vloeit dus voort uit ons besef dat de Schepper overloopt van liefde voor zijn schepselen. En alsof alle bewijzen van zijn barmhartigheid nog niet genoeg waren, heeft onze Heer Jezus Christus de Eucharistie ingesteld, zodat we Hem altijd dicht bij ons kunnen hebben. En ook — voor zover we dat kunnen begrijpen — omdat Hij zo door zijn liefde wordt gedreven dat Hij, hoewel Hij niets nodig heeft, ons niet wil missen. De Drie-eenheid heeft een passie voor de mens die Hij tot de orde van de genade verheven heeft en die naar zijn beeld en gelijkenis (Gen 1, 26) is gemaakt. Hij heeft de mens verlost van de zonde — van de zonde van Adam die op zijn hele nageslacht is overgedragen, en van de persoonlijke zonden van iedereen — en Hij verlangt er vurig naar in onze ziel te wonen. Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen (Joh 14, 23).

De Eucharistie en het mysterie van de Drie-eenheid

In de Eucharistie blijft deze drievoudige stroom van liefde voor de mensen voor altijd op een heilige manier aanwezig. Jaren geleden hebben wij in de catechismus geleerd dat de Eucharistie beschouwd kan worden als een offer en als een sacrament; en dat dit sacrament er is als de heilige communie en als een schat op het altaar: in het tabernakel. De Kerk heeft nog een feest aan het eucharistisch mysterie, aan het Lichaam van Christus gewijd, dat in alle tabernakels van de hele wereld aanwezig is: Corpus Christi, Sacramentsdag. Vandaag, op Witte Donderdag, willen we stilstaan bij de heilige Eucharistie als offer en voedsel in de heilige Mis en in de heilige communie.

Ik sprak over de drievoudige stroom van liefde voor de mensen. Waar komt die sterker tot uitdrukking dan in de Mis? Bij het heilig Misoffer werken de drie Personen van de Drie-eenheid mee. Daarom spreek ik de volgende slotwoorden van verschillende gebeden van de Mis zo graag uit: Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon — we richten ons tot de Vader — die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.

In de Mis richten we ons voortdurend tot de Vader. De priester vertegenwoordigt de eeuwige hogepriester, Jezus Christus, die tegelijkertijd het slachtoffer is. En de werking van de heilige Geest is in de Mis even onuitsprekelijk als zeker. Door de kracht van de heilige Geest, schrijft de heilige Johannes van Damascus, verandert het brood in het Lichaam van Christus [De fide orthodoxa, 13 (PG 94, 1139)].

De werking van de heilige Geest komt duidelijk tot uitdrukking wanneer de priester de zegen van God over de offergaven afsmeekt: Kom, Heiligmaker, almachtige, eeuwige God, en zegen dit offer dat voor uw heilige naam bereid is, (Missale Romanum, 1962, offertorium, aanroeping van de heilige Geest) het hoogheilig offer dat aan de allerheiligste naam van God de eer zal geven die Hem toekomt. De heiligmaking die wij afsmeken wordt aan de Vertrooster toegeschreven die door de Vader en de Zoon naar ons wordt gestuurd. Ook erkennen wij de actieve aanwezigheid van de heilige Geest bij het misoffer, wanneer wij vlak voor de communie zeggen: Heer Jezus Christus, Zoon van de levende God, Gij hebt naar de wil van de Vader, met de heilige Geest, de wereld door uw dood het leven gegeven…[Missale Romanum, 1962, voorbereidingsgebed voor de communie).

De hele Drie-eenheid is aanwezig bij het altaaroffer. Gehoorzaam aan de wil van de Vader en met de medewerking van de heilige Geest biedt de Zoon zich als verlossend offer aan. Laten wij leren om te gaan met de allerheiligste Drie-eenheid, met de Ene en Drie-ene God, drie goddelijke Personen die één zijn in hun wezen, in hun liefde en in hun werkzaam, heiligend handelen.

Direct na de handwassing bidt de priester: Aanvaard, heilige Drievuldigheid, dit offer dat wij U opdragen ter gedachtenis aan het lijden, de verrijzenis en de hemelvaart van Jezus Christus onze Heer (Missale Romanum, 1962, offertorium, aanbieding aan de heilige Drie-eenheid). En aan het einde van de Mis hebben we nog een gebed van gloedvolle eerbetuiging aan de Ene en Drie-ene God: Moge, heilige Drievuldigheid, de hulde van mijn dienstwerk U behagen en laat het offer dat ik onwaardig voor uw Majesteit heb opgedragen, U welgevallig zijn en mij en allen voor wie ik het heb opgedragen door uw barmhartigheid verzoening bereiden (Missale Romanum, 1962, gebed voor de slotzegen).

De heilige Mis — dat wil ik nog eens herhalen — is geen menselijke handeling, maar een handeling van de Allerheiligste Drie-eenheid. Wanneer de priester de Mis opdraagt stelt hij zich in dienst van het plan van de Heer door Hem zijn lichaam en zijn stem ter beschikking te stellen, maar hij handelt niet in zijn eigen naam, maar in persona et in nomine Christi, in de Persoon en in de naam van Christus.

De liefde van de Drie-eenheid voor de mensen maakt dat alle genade voor de Kerk en voor de mensheid voortkomt uit de aanwezigheid van Christus in de Eucharistie. Dit is het offer waarover Maleachi profeteerde: Van de opkomst van de zon tot aan haar ondergang is mijn naam groot onder de volken; overal wordt aan mijn naam een wierookoffer gebracht en een reine offergave (Mal 1, 11). Het is het offer van Christus dat met de medewerking van de heilige Geest aan de Vader wordt aangeboden. Dit offer heeft een oneindige waarde en doet de verlossing voor eeuwig in ons voortduren; hiervoor waren de offers van de oude Wet niet toereikend.

De heilige Mis in het leven van de christen

De heilige Mis, die het geschenk van de Drie-eenheid aan de Kerk is, plaatst ons voor de fundamentele mysteries van het geloof. Het is dan ook duidelijk dat de Mis het centrum en de wortel van het geestelijk leven van de christen is. Daar zijn alle sacramenten op gericht (zie H. Thomas, Summa theologiae, III, q. 65, a. 3). In de heilige Mis komt het leven van de genade, dat bij het doopsel in onze ziel werd gelegd en door het vormsel gesterkt verder groeit, tot volle ontplooiing. Wanneer wij deelnemen aan de heilige Eucharistie, schrijft de heilige Cyrillus van Jeruzalem, ondervinden wij de geestelijke inwerking van de heilige Geest, die ons vergoddelijkt. Hij maakt ons niet alleen gelijkvormig aan Christus zoals bij het doopsel, maar maakt ons geheel en al gelijk aan Christus, door ons deelgenoot te maken van de volheid van Jezus Christus (Catechese, 22, 3).

De uitstorting van de heilige Geest die ons gelijkvormig maakt aan Christus, leidt ons tot het besef dat wij kinderen van God zijn. Wij leren van de Vertrooster die liefde is, ons hele leven op die deugd te baseren en daarom kunnen wij, consummati in unum, volmaakt één met Christus (Joh 17, 23), voor de mensen zijn wat de heilige Augustinus zegt van de Eucharistie: een teken van eenheid, een band van liefde [In Ioannis Evangelium tractatus, 26, 13 (PL 35, 1613)].

Het is niets nieuws als ik zeg dat sommige christenen een heel armoedige kijk op de heilige Mis hebben; voor velen gaat het daarbij slechts om een ritueel, zo niet om een sociale gewoonte. Dat komt doordat ons hart in zijn kortzichtigheid in staat is zelfs het grootste geschenk van God aan de mensen uit sleur te ontvangen. In de heilige Mis, in deze Mis die wij nu vieren, ik herhaal het nog eens, is de allerheiligste Drie-eenheid op een bijzondere wijze werkzaam. Alleen met een volledige overgave van lichaam en ziel kunnen wij aan zoveel liefde beantwoorden: we horen God, we spreken met Hem, we zien Hem, we proeven Hem. En als woorden tekortschieten kunnen we zingen en onze tong gebruiken — Pange, lingua! loof, mijn tong! — om in aanwezigheid van heel de mensheid de grootheid van de Heer te bezingen.

De heilige Mis vieren betekent voortdurend in gebed zijn, want ieder van ons heeft daar een persoonlijke ontmoeting met God waarbij we Hem aanbidden, Hem loven, Hem smeken, Hem dankzeggen, eerherstel brengen voor onze zonden, ons zuiveren en ons in Christus één voelen met alle christenen.

Misschien vragen we ons wel eens af hoe wij aan zoveel liefde van God kunnen beantwoorden en we zouden graag een duidelijk programma voor een christelijk leven willen zien. De oplossing is gemakkelijk en ligt binnen het bereik van alle gelovigen: van harte meedoen met de Mis, in de Mis leren God te ontmoeten, want in dit Offer ligt alles besloten wat de Heer van ons wil.

Ik wil jullie graag herinneren aan iets waar jullie al zo vaak bij aanwezig zijn geweest: de liturgie van de Mis. Als wij die stap voor stap doornemen zal Onze Lieve Heer ons misschien laten ontdekken waarin we moeten beteren, welke gebreken wij moeten uitroeien en hoe we met alle mensen als broeders en zusters moeten omgaan.

De priester gaat naar het altaar van God, naar God die onze jeugd verblijdt. De heilige Mis begint met een vreugdezang, want God is aanwezig. Die vreugde uit zich vol eerbied en liefde in de kus op de altaartafel, een symbool van Christus en een herinnering aan de heiligen; het is een kleine, maar geheiligde plaats, omdat hier het heilig sacrament dat een oneindige werkzaamheid heeft, voltrokken wordt.

In de schuldbelijdenis komen we voor onze onwaardigheid te staan, niet door een abstracte herinnering aan onze schuld, maar door ons onze zonden en fouten voor de geest te halen. Daarom herhalen wij: Kyrie eleison, Christe eleison, Heer, ontferm U over ons; Christus, ontferm U over ons. Als de vergiffenis die we nodig hebben afhankelijk zou zijn van onze verdiensten, dan zou er op dat moment een bitter verdriet in ons opkomen. Maar aangezien Hij goed is krijgen we door de barmhartigheid van God vergiffenis, en we loven Hem dan ook onmiddellijk door het Gloria in te zetten: Want Gij alleen zijt de Heilige, Gij alleen de Heer, Gij alleen de Allerhoogste, Jezus Christus, met de heilige Geest, in de heerlijkheid van God de Vader.

Wij luisteren in de lezingen naar de woorden van de heilige Schrift. Ze zijn het licht van de heilige Geest die in menselijke taal tot ons spreekt, zodat ons verstand kan kennen en overwegen, onze wil gesterkt wordt en we tot daden overgaan. Want wij zijn één volk dat één geloof belijdt, één credo, één volk verenigd in de eenheid van de Vader, de Zoon en de heilige Geest (H. Cyprianus, De domenica oratione, 23 (PL 4, 553)].

Dan komt de offerande: het brood en de wijn, gaven van de mensen. Veel is het niet, maar ze gaan samen met ons gebed: Aanvaard, Heer, onze vernederde geest en ons rouwmoedig hart, en laat heden ons offer zó voor uw aangezicht komen, dat het U behaagt, Heer God. Opnieuw komt de gedachte aan onze ellende boven en het verlangen dat alles wat wij de Heer nu aanbieden, rein en gezuiverd mag zijn: Ik zal mijn handen wassen, ik houd van de waardigheid van uw huis.

Al vóór de handwassing hebben we de heilige Geest aangeroepen en Hem gevraagd het offer te zegenen dat in zijn heilige naam wordt opgedragen. Na de reiniging richten wij ons tot de Drie-eenheid — Suscipe, Sancta Trinitas – met de vraag om wat wij Hem aanbieden te aanvaarden ter gedachtenis aan het leven, het lijden, de verrijzenis en de hemelvaart van Christus, ter ere van Maria, altijd Maagd, en ter ere van alle heiligen.

De priester bidt vervolgens orate, fratres, opdat het offer ten goede mag komen aan het welzijn van allen; want dit is mijn en jullie offer, dat van de hele heilige Kerk. Bidt broeders en zusters, zelfs als jullie maar met weinigen bij elkaar gekomen zijn, zelfs als er maar één gelovige fysiek aanwezig is of als de priester alleen is: want iedere Mis is het universele offer, de losprijs van alle stammen en talen, van alle volkeren en naties (zie Apok 5, 9).

Door de gemeenschap van de heiligen ontvangen alle christenen de genadegaven van iedere heilige Mis, of die nu wordt opgedragen in aanwezigheid van duizenden mensen, of er maar één kind aanwezig is om de Mis te dienen, dat misschien nog verstrooid is ook. In beide gevallen verenigen de hemel en de aarde zich om met de engelen van de Heer aan te heffen: Sanctus, sanctus, sanctus, Heilig, heilig, heilig…

Ik sluit me aan bij de lofzang van de engelen. Dat gaat vanzelf omdat ik weet dat ik bij het opdragen van de heilige Mis door hen omringd word. Zij aanbidden de Drie-eenheid. En ik weet ook dat de Maagd Maria op een of andere manier meewerkt vanwege haar innige verbondenheid met de allerheiligste Drie-eenheid en omdat zij de Moeder van Christus is, van zijn Lichaam en zijn Bloed. Jezus Christus, volmaakt God en volmaakt mens, heeft Maria als moeder. Ze heeft Hem zonder de tussenkomst van een man ontvangen, alleen door de kracht van de heilige Geest, en ze gaf Hem het bloed, hetzelfde bloed dat op Calvarië en in de heilige Mis als verlossend offer wordt opgedragen.

Nu komen we met het kinderlijk vertrouwen waarmee we God onze algoede Vader noemen bij de canon, het eucharistisch gebed. We bidden tot Hem voor de Kerk en voor allen in de Kerk, voor de paus, voor onze familie, voor onze vrienden en bekenden. En omdat de katholiek een hart heeft dat naar allen uitgaat, bidt hij voor de hele wereld, want niets mag van zijn vurige ijver worden buitengesloten. En opdat de smeekbede wordt aangenomen, herinneren wij aan onze gemeenschap met de allerheiligste Maagd Maria en met een handvol mensen die de eersten waren die Christus volgden en voor Hem zijn gestorven.

Quam oblationem, gewaardig U… Het moment van de consecratie nadert. Nu, in de heilige Mis, is het opnieuw Christus die door de priester handelt: Dit is mijn Lichaam. Dit is de kelk van mijn Bloed. Jezus is nu onder ons! Met de transsubstantiatie wordt de oneindige goddelijke dwaasheid die door de liefde wordt ingegeven, hernieuwd. Als dat ogenblik straks weer nadert, kan ieder van ons in zijn hart tegen Onze Lieve Heer zeggen dat niets ons van Hem zal kunnen scheiden en dat zijn bereidwilligheid om zich geheel weerloos over te leveren onder de fragiele gedaanten van brood en wijn, ons tot zijn vrijwillige slaven heeft gemaakt: praesta meae menti de te vivere, et te illi simper dulce sapere, wil in mijn geest uw leven storten, in U ook steeds mijn vreugde doen zijn (Hymne Adoro te devote).

Er volgen nog meer smeekgebeden, want wij mensen zijn doorgaans geneigd om te vragen. Dit keer is het voor onze overleden broeders en zusters, voor onszelf. Hier kunnen wij onze ontrouw en ellende bij insluiten. Het is een zware last, maar Hij wil die voor ons en met ons dragen. Het eucharistisch gebed eindigt met het opnieuw aanroepen van de allerheiligste Drie-eenheid: Per Ipsum, et cum Ipso, et in Ipso…, door Christus, met Christus en in Christus, komt U, God almachtige Vader in de eenheid van de heilige Geest alle eer en glorie toe, door alle eeuwen der eeuwen.

Jezus is de Weg, de Middelaar. In Hem is alles! Buiten Hem is niets! In Christus en door Hem onderwezen durven wij de almachtige God onze Vader te noemen. Hij, die hemel en aarde gemaakt heeft, is een liefdevolle Vader die er op wacht dat we steeds weer met de houding van de verloren zoon naar Hem terugkeren

Ecce Agnus Dei… Domine, non sum dignus… Zie het Lam Gods… Heer, ik ben niet waardig. We gaan de Heer ontvangen. Bij de waardige ontvangst van belangrijke personen hoort verlichting, muziek en feestelijke kleding. Maar hoe kunnen we onze ziel voorbereiden op de komst van Christus? Hebben we er wel eens over nagedacht wat we zouden doen als we Hem maar één keer in ons leven zouden kunnen ontvangen?

In mijn kinderjaren was de praktijk van de veelvuldige communie nog niet algemeen. Ik herinner me heel goed hoe men zich daar naar lichaam en ziel op voorbereidde. Men deed zijn beste kleren aan, men was schoon en goed gekamd, gebruikte misschien een beetje parfum… Dat waren attenties van mensen die verliefd zijn en die weten hoe ze met een fijne en sterke liefde aan liefde kunnen beantwoorden.

De heilige Mis eindigt met Christus in onze ziel. De zegen van de Vader, de Zoon en de heilige Geest begeleidt ons de hele dag bij onze eenvoudige en gewone taak om alle nobele bezigheden van de mens te heiligen.

Door de heilige Mis zullen jullie leren hoe je met elk van de drie goddelijke Personen omgaat: met de Vader, die de Zoon voortbrengt; met de Zoon, die door de Vader wordt voortgebracht; en met de heilige Geest, die uit beiden voortkomt. Tot welk van de drie Personen we ons ook richten, we richten ons steeds tot de ene God. En als wij ons tot de Drie in de Drie-eenheid richten, richten we ons ook tot de enige en ware God. Houd van de Mis, mijn kinderen, houd van de Mis. Ga vol verlangen ter communie, ook al ben je innerlijk koud, ook al zit het gevoel niet mee. Ontvang Hem met geloof, met hoop en brandend van liefde.

Vertrouwelijk met Jezus omgaan

Wie niet van de heilige Mis houdt, wie niet probeert met rust, aandacht, devotie en liefde met de Mis mee te leven, houdt niet van Christus. Liefde maakt de verliefde mens fijngevoelig en attent. Liefde laat kleine dingen ontdekken die vaak nauwelijks opgemerkt worden, maar altijd getuigen van een verliefd hart. Op deze wijze moeten wij de heilige Mis bijwonen. Daarom denk ik dat mensen die een Mis willen bijwonen die kort duurt en overhaastig gelezen wordt, door deze overigens weinig elegante houding laten zien dat zij de betekenis van het altaaroffer niet hebben begrepen.

De liefde voor Christus, die zich voor ons opoffert, is voor ons een impuls om na afloop van de heilige Mis enkele minuten persoonlijk en intiem dank te zeggen, waarmee we in de stilte van ons hart de dankzegging voortzetten die de Eucharistie als zodanig al is. Hoe kunnen we ons tot Hem richten, hoe kunnen we met Hem spreken, hoe moeten we ons gedragen?

Het christelijk leven kent geen rigide richtlijnen, want de heilige Geest leidt de zielen niet en masse, maar geeft iedereen afzonderlijk voornemens, gevoelens en ingevingen in die hem zullen helpen de wil van de Vader te begrijpen en uit te voeren. Toch denk ik dat de leidraad voor ons gesprek met Christus in de dankzegging na de heilige Mis vaak de gedachte kan zijn dat Onze Lieve Heer onze koning, arts, meester en vriend is.

Hij is koning en wil graag heersen in ons hart, in het hart van de kinderen van God. Maar hierbij moeten we ons geen menselijk koningschap voorstellen, want Christus overheerst niet en wil zich niet opdringen, want Hij is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen (Mt 20, 28).

Zijn koninkrijk is vrede, vreugde, gerechtigheid. Christus, onze Koning, verwacht geen lege woorden van ons, maar daden, want niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer! zal binnengaan in het Rijk der hemelen, maar hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemel is (Mt 7, 21).

Hij is arts; als wij zijn genade tot de bodem van onze ziel laten doordringen, geneest Hij ons van ons egoïsme. Jezus heeft ons erop gewezen dat schijnheiligheid de ergste ziekte is; hoogmoed, waardoor wij doen alsof we geen zonden hebben. Het is absoluut noodzakelijk oprecht te zijn tegenover de arts, de hele waarheid uit de doeken te doen en te zeggen: Domine, si vis, potes me mundare, Heer, als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen (Mt 8, 2). En U wilt dat altijd. U kent mijn zwakheden, ik heb die en die symptomen, ik lijd aan die en die kwalen. We laten Hem eenvoudigweg onze wonden zien en ook de etter, als die er is. Heer, U hebt al zoveel mensen genezen, laat ook mij een goddelijke arts in U vinden, wanneer ik U in mijn hart heb of U in het tabernakel aanbid.

Hij is meester in een wetenschap die alleen Hij machtig is: de wetenschap van de grenzeloze liefde tot God en, in Hem, tot alle mensen. We leren in de school van Christus dat ons leven niet aan onszelf toebehoort. Hij heeft zijn leven voor alle mensen gegeven, en als wij Hem willen volgen, moeten we begrijpen dat wij niet egoïstisch voor onszelf mogen leven, noch de noden van anderen uit de weg mogen gaan. We hebben ons leven van God gekregen en we moeten het inzetten ten dienste van Hem, door onbaatzuchtig voor de mensen te zorgen en hen in woorden en daden de draagwijdte van de christelijke leer te laten zien.

Jezus verwacht dat wij het verlangen hebben om ons die wetenschap eigen te maken, opdat Hij ook tegen ons kan zeggen: Als iemand dorst heeft, hij kome tot Mij (…) en drinke (Joh 7, 37-38). En wij antwoorden: leer ons onszelf te vergeten om aan U te denken en aan alle mensen. De Heer zal ons met zijn genade helpen om vooruit te gaan net zoals we vroeger, toen we nog een kind waren, werden geholpen om te leren schrijven. Weten jullie nog dat de meester onze hand pakte en ons hielp om onze eerste hanenpoten te zetten? Zo zullen we ons steeds gelukkiger voelen als we door de onmiskenbare trekken van een christelijke levenswijze, waaruit iedereen de wonderdaden van God kan aflezen, ons geloof laten zien, dat een geschenk is van God.

Hij is een vriend, dé vriend. Hij zegt tegen ons: Vos autem dixi amicos, maar u heb Ik vrienden genoemd (Joh 15, 15). Hij noemt ons vrienden en Hij zette de eerste stap voor deze vriendschap, want Hij hield als eerste van ons. Maar Hij dringt zijn liefde niet op. Hij biedt die aan en geeft een duidelijk bewijs van zijn vriendschap: Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden (Joh 15, 13). Hij was een vriend van Lazarus en huilde toen Hij zag dat hij dood was. En Hij wekte hem op. Als Hij ons koud en lusteloos ziet, misschien met een star en stijf inwendig leven dat de geest dreigt te geven, dan zullen zijn tranen ons het leven geven: Vriend, Ik zeg u, sta op en loop (zie Joh 11, 43-44; Lc 5, 24), laat dat leven, dat geen leven is, achter je!

We gaan onze beschouwing over Witte Donderdag beëindigen. Als Onze Lieve Heer ons heeft geholpen — en daartoe is Hij altijd bereid, als we ons hart maar voor Hem openstellen — dan zal dat een aansporing voor ons zijn om te beantwoorden met wat het belangrijkste is: met liefde. En door een leven van dienstbaarheid zullen we erin slagen de liefde onder de mensen te verbreiden. Ik heb u een voorbeeld gegeven (Joh 13, 15), zegt Jezus zijn leerlingen na de voetwassing op de avond van het Laatste Avondmaal. Laten wij hoogmoed, eerzucht en heerszuchtige verlangens uit ons hart bannen en dan zullen vrede en vreugde, die hun wortels hebben in onze persoonlijke offergeest, om ons en in ons heersen.

Om te eindigen een gedachte van kinderlijke liefde voor Maria, de moeder van God en ook onze moeder. Neem me niet kwalijk dat ik weer een herinnering uit mijn kinderjaren ophaal: een prentje dat in mijn streek verspreid werd toen de heilige Pius X een sterke impuls gaf aan de praktijk van de veelvuldige communie. Op dat prentje werd Maria afgebeeld in aanbidding voor de heilige Hostie. Onze Lieve Vrouw leert ons, net zoals toen en dat zal ze blijven doen, om met Jezus te spreken, vertrouwelijk met Hem om te gaan en Hem in de verschillende omstandigheden van de dag te herkennen en te ontmoeten. Maar vooral op het heilig ogenblik van het Misoffer, wanneer de tijd zich met de eeuwigheid verenigt en Jezus met het gebaar van de eeuwige hogepriester alles tot zich trekt om het vervolgens divino afflante Spiritu, door de adem van de heilige Geest naar de Vader te brengen.

Dit hoofdstuk in een andere taal