151

Het brood van het eeuwige leven

Nu we dit overdenken zou ik graag willen dat wij ons bewust worden van onze zending als christen en dat we onze ogen weer richten op de heilige Eucharistie, op Jezus die onder ons aanwezig is en ons tot zijn ledematen heeft gemaakt: Vos estis corpus Christi et membra de membro, gij zijt het lichaam van Christus, en ieder van u is een lid van dit lichaam (1 Kor 12, 27). God heeft besloten in het tabernakel te blijven om ons te voeden, te sterken, ons te vergoddelijken en ons werk en onze inspanningen doeltreffend te maken. Jezus is tegelijk de zaaier, het zaad en de vrucht van het zaaien: het brood van eeuwig leven.

Dit wonder van de heilige Eucharistie, dat voortdurend wordt hernieuwd, heeft alle kenmerken van de manier waarop Jezus handelt. Als volmaakt God en volmaakt mens, als de Heer van hemel en aarde, biedt Hij zich op een heel natuurlijke en gewone manier als dagelijks voedsel aan ons aan. Zo wacht Hij al tweeduizend jaar op onze liefde. Dat is erg lang, maar ook weer niet, want waar liefde is vliegen de dagen voorbij.

Dit doet me denken aan een lieflijk gedicht uit Galicië, een van de liederen van Alfonsus X, de Wijze. Het is de legende van een monnik die in zijn eenvoud aan de Maagd Maria vroeg om de hemel te mogen zien, al was het maar voor een ogenblik. Zij verhoorde zijn wens en de goede monnik werd meegenomen naar het paradijs. Toen hij terugkwam herkende hij niet één van de bewoners van het klooster: zijn gebed, dat hem heel kort had geleken, had drie eeuwen geduurd. Drie eeuwen zijn niets voor een hart dat werkelijk liefheeft. Zo zie ik de tweeduizend jaar wachten van Onze Lieve Heer in de Eucharistie. Het is het wachten van God die de mensen liefheeft, die ons zoekt, die van ons houdt zoals we zijn — beperkt, egoïstisch en grillig — maar met de capaciteiten om zijn oneindige liefde te ontdekken en ons helemaal aan Hem te geven.

Uit liefde en om ons te leren liefhebben is Jezus op aarde gekomen en bij ons gebleven in de Eucharistie. Die de zijnen in de wereld had bemind gaf hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe (Joh 13, 1). Met deze woorden begint de heilige Johannes te vertellen wat er op die vooravond van Pasen gebeurde toen Jezus, zoals de heilige Paulus schrijft, brood nam, en na gedankt te hebben het brak en zei: Dit is mijn lichaam voor u. Doet dit tot mijn gedachtenis. Zo ook nam Hij na de maaltijd de beker, met de woorden: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed. Doet dit elke keer dat gij hem drinkt, tot mijn gedachtenis (1 Kor 11, 23-25).

Dit punt in een andere taal