154

Ik begrijp niet hoe iemand een christelijk leven kan leiden zonder behoefte te hebben aan een voortdurende vriendschap met Jezus in het Woord en in het Brood, in het gebed en in de Eucharistie. Ik begrijp echter heel goed dat de eucharistische vroomheid onder de generaties die elkaar in de loop van de eeuwen zijn opgevolgd concrete vormen heeft aangenomen. Soms door massale tochten waarbij het geloof openlijk werd beleden, soms op een stille en onopvallende wijze in de gewijde vrede van een kerk of in de intimiteit van het hart.

Boven alles moeten wij van de heilige Mis houden en die centraal stellen in onze dag. Zullen we, als we de Mis goed bijwonen, de rest van de dag niet met onze gedachten bij de Heer zijn, met de vurige wens bij Hem te blijven, te werken zoals Hij werkte en lief te hebben zoals Hij liefhad? Zo leren we Hem ook voor een andere attentie te bedanken: dat Hij zijn aanwezigheid niet heeft willen beperken tot het moment van het misoffer, maar besloten heeft in de heilige hostie te blijven die in het tabernakel wordt bewaard.

Ik wil jullie zeggen dat het tabernakel voor mij altijd als Betanië is geweest, het rustige en vredige oord waar Christus verblijft en waar we eenvoudig en ongedwongen onze zorgen, ons leed, onze aspiraties en onze vreugde aan Hem kunnen toevertrouwen, zoals zijn vrienden Marta, Maria en Lazarus deden. Daarom ben ik blij als ik het silhouet van een kerk ontdek als ik door de straten van een stad of dorp loop, al is het maar in de verte: daar is nog een tabernakel, weer een gelegenheid om de ziel te laten uitvliegen in het verlangen even bij Onze Lieve Heer in het heilig sacrament te zijn.

Dit punt in een andere taal