5

Met de begeerte van het vlees wordt niet alleen de ongeordende drang van onze zinnen in het algemeen bedoeld, of alleen de seksuele begeerte die geordend hoort te zijn en als zodanig niet slecht maar echt menselijk is, en geheiligd kan worden. Daarom spreek ik nooit over onzuiverheid, maar over zuiverheid, want de woorden van Christus zijn tot ieder van ons gericht: Zalig zijn de zuiveren van hart, want zij zullen God zien (Mt 5, 8). Op grond van een goddelijke roeping zal de één deze zuiverheid in het huwelijk beleven en de ander zal van deze menselijke liefde afzien om uitsluitend en hartstochtelijk aan de liefde van God te beantwoorden. Zowel de één als de ander mag geen slaaf van de zinnelijkheid zijn, maar meester van zijn eigen lichaam en zijn eigen hart, om ze met offergeest aan anderen te kunnen geven.

Als ik over de deugd van zuiverheid spreek, voeg ik er altijd het woordje heilig aan toe. Christelijke zuiverheid, de heilige zuiverheid, is niet de hoogmoedige houding zich als zuiver, onbesmet, te beschouwen. Het is veeleer ons besef dat we voeten van leem hebben (Dan 2, 33), ook als de genade van God ons dag in dag uit ver houdt van de gevaren van de vijand. De nadruk waarmee sommigen bijna uitsluitend over dít onderwerp schrijven of preken, beschouw ik als een misvorming van het christendom; zij vergeten andere deugden die van wezenlijk belang zijn voor de christen en voor de relaties tussen de mensen.

De heilige zuiverheid is niet de enige en ook niet de belangrijkste christelijke deugd. Toch is zij onmisbaar om in de dagelijkse inspanning voor onze heiliging te kunnen volharden en zonder deze deugd is het onmogelijk zich aan het apostolaat te wijden. De zuiverheid vloeit voort uit onze liefde voor onze Heer aan wie we ons lichaam en onze ziel, onze vermogens en zintuigen hebben gegeven. Het is geen ontkenning, maar een blijde, positieve bevestiging.

Ik zei zojuist dat de begeerte van het vlees niet alleen de ongeregelde zinnelijkheid is, maar ook de gemakzucht, het gebrek aan inzet en de neiging om de gemakkelijkste, prettigste, kortom de weg van de minste weerstand te volgen, zelfs als we daarvoor concessies moeten doen aan onze trouw aan God.

Dit betekent dat we ons zonder meer overgeven aan de macht van een andere wet — de wet van de zonde — waarvoor de heilige Paulus ons waarschuwt: Ik ontdek in mij dus deze wet: als ik het goede wil doen, dringt het kwade zich aan mij op. Mijn innerlijk schept behagen in Gods wet. Maar in mijn handelen ontwaar ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn rede, en die mij gevankelijk uitlevert aan de heerschappij van de zonde over mijn daden. Rampzalige mens die ik ben! Wie zal mij redden van dit bestaan ten dode? (Rom 7, 21-24). Luister naar het antwoord van de apostel: Het is de genade van God, door onze Heer Jezus Christus (Rom 7, 25). We kunnen en moeten vechten tegen de begeerte van het vlees, want als we nederig zijn zal de genade van de Heer ons nooit ontbreken.

Dit punt in een andere taal