68

Er zijn mensen bij wie deze deformatie bijna een tweede natuur is geworden, en het is heel moeilijk om hen te laten inzien dat het veel menselijker en fatsoenlijker is om goed te denken van de naaste. De heilige Augustinus geeft de volgende raad: Probeer de deugden te krijgen die uw broeders volgens uw oordeel niet hebben en u zult hun gebreken niet meer zien, omdat u ze zelf niet meer hebt [Enarrationes in psalmos, 30, 2, 7 (PL 36, 243)]. Sommigen zullen deze redenering naïef vinden. Zij zijn realistischer, verstandiger.

Zij verheffen hun vooroordeel tot maatstaf en zullen iedereen bij voorbaat beledigen alvorens naar argumenten te luisteren. Vervolgens geven ze, objectief en goedhartig als ze zijn, degene die ze gekwetst hebben misschien nog de kans zich te verdedigen. Dit is in strijd met iedere vorm van recht en moraal, want in plaats van zelf het bewijs te leveren van wat iemand vermoedelijke fout heeft gedaan, verlenen zij de onschuldige het voorrecht zijn onschuld aan te tonen.

Ik wil de waarheid niet verbloemen — dat zou niet eerlijk zijn — door te doen alsof het voorgaande een paar ideeën zijn uit de moraaltheologie en uit juridische verhandelingen. Ze zijn echter gebaseerd op de ervaring die veel mensen aan den lijve hebben ondervonden. Zoals vele anderen zijn ze jarenlang de schietschijf geweest van geroddel, verdachtmaking, kwaadsprekerij. Door de genade van God en een karakter dat niet haatdragend is, heeft niets van dat alles ook maar het minste spoor van verbittering in hen achtergelaten. Mihi pro minimo est, ut a vobis iudicer, mij is echter heel weinig aan uw oordeel gelegen (1 Kor 4, 3), zouden ze met de heilige Paulus kunnen zeggen. Soms hebben ze er misschien in wat gewonere taal aan toegevoegd dat het hen allemaal koud liet. Want zo is het.

Anderzijds moet ik zeggen dat de ziel van iemand die de goede naam van anderen te grabbel gooit me verdriet doet, want hij richt zichzelf te gronde. En ik vind het ook erg voor de vele mensen die niet weten hoe ze moeten kijken bij extreme beschuldigingen die uit de lucht gegrepen zijn: ze zijn verbijsterd, kunnen niet geloven wat ze horen en hopen dat het een nachtmerrie is.

Een paar dagen geleden lazen wij in een lezing van de heilige Mis de geschiedenis van Susanna, een kuise vrouw die door twee verdorven oude mannen vals was beschuldigd van ontucht. Susanna zuchtte diep en sprak: van alle kanten word ik bedreigd: want doe ik het, dan wacht mij de dood; doe ik het niet, dan zal ik uw hand niet ontkomen (Dan 13, 22). Hoe vaak gebeurt het niet dat de doortraptheid van jaloerse mensen of intriganten vele onschuldige mensen in zo”n situatie brengt! Ze worden voor de keuze gesteld: de Heer beledigen, of aangetast worden in hun eer. De enige edele en waardige oplossing is echter buitengewoon pijnlijk, en ze moeten beslissen: Maar liever val ik onschuldig in uw handen dan te zondigen tegen de Heer (Dan 13, 23).

Verwijzingen naar de H. Schrift
Dit punt in een andere taal