71

Balsem op de ogen

De zonde van de Farizeeën was niet dat ze God niet zagen in Christus, maar dat zij zich moedwillig in zichzelf opsloten en niet duldden dat Jezus, die het licht is, hen de ogen zou openen (zie Joh 9, 39-41). Als wij ons opsluiten in onszelf dan heeft dat directe gevolgen voor onze relatie met onze medemensen. De Farizeeër die meent zelf licht te zijn en niet wil dat God hem de ogen opent, is dezelfde die zijn naaste hooghartig en onrechtvaardig behandelt: God, ik dank U dat ik niet zo ben als de rest van de mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als die tollenaar daar (Lc 18, 11) bidt hij. En de blindgeborene die doorgaat de waarheid over de wonderbaarlijke genezing te vertellen, beledigen ze: In zonden ben je geboren, zo groot als je bent, en jij wilt ons de les lezen? Toen wierpen ze hem buiten (Joh 9, 34).

Onder hen die Christus niet kennen zijn veel fatsoenlijke mensen die van nature aanvoelen wat passend is: ze zijn oprecht, hartelijk en beleefd. Als zij en ook wij toelaten dat Christus de blindheid geneest die er nog in onze ogen is, als wij het goed vinden dat de Heer het slijk voor ons gebruikt dat in zijn handen de werkzaamste balsem wordt, dan zullen we de aardse werkelijkheid in een nieuw licht, in het licht van het geloof zien en een glimp opvangen van de eeuwige werkelijkheid: we zullen een heldere visie krijgen.

Dat is de roeping van de christen, de roeping tot de volheid van de liefde die lankmoedig is en goedertieren; niet afgunstig, zij praalt niet, zij beeldt zich niets in. Zij geeft niet om de schone schijn, zij zoekt niet wat haar niet aangaat, zij laat zich niet kwaad maken en rekent het kwade niet aan. Zij verheugt zich niet over onrecht, maar vindt haar vreugde in de waarheid. Alles verdraagt zij, alles gelooft zij, alles duldt zij (1 Kor 13, 4-7).

De liefde van Christus is meer dan gevoel hebben voor de naaste, meer dan menslievendheid. De liefde, die door God in de ziel wordt uitgestort, verandert het verstand en de wil van binnenuit, en geeft een bovennatuurlijk fundament aan de vriendschap en aan de vreugde om het goede te doen.

Kijk naar de scène van de genezing van de lamme die in de Handelingen van de apostelen wordt verteld. Petrus en Johannes gaan naar de tempel en zien in het voorbijgaan een man die bij de tempelpoort zit; hij is vanaf zijn geboorte verlamd. Alles doet denken aan de genezing van de blindgeborene waarover we het hadden. Maar nu denken de leerlingen niet dat het leed te wijten is aan de persoonlijke zonden van de zieke of aan de fouten van zijn ouders. Ze zeggen: In de naam van Jezus Christus de Nazareeër: gebruik uw voeten! (Hand 3, 6). Vroeger waren ze vol onbegrip, nu vol medelijden; vroeger hadden ze meteen hun oordeel klaar, nu genezen zij op wonderbaarlijke wijze in naam van de Heer. Kijk, het is steeds weer Christus die langskomt! Christus die door de straten en over de pleinen van de wereld blijft langskomen door middel van zijn leerlingen, de christenen. En ik vraag Hem met heel mijn hart dat Hij bij de ziel van velen die nu naar mij luisteren langskomt.

Dit punt in een andere taal