Dertiende Statie: Jezus wordt van het Kruis afgenomen

Ondergedompeld in smart staat Maria naast het Kruis. En met haar Johannes. Maar het wordt laat en de Joden dringen erop aan dat de Heer van het Kruis verwijderd wordt.

Nadat van Pilatus de toestemming was verkregen, die volgens de Romeinse wet nodig was om de veroordeelden te begraven, komt een man, Jozef genaamd, lid van de Hoge Raad, een welnemend en rechtschapen persoon, afkomstig van Arimatea, naar Kalvarië. Hij had niet ingestemd met de veroordeling noch met het uitvoeren van het vonnis zoals de anderen.

Integendeel, hij verwachtte ook zelf het koninkrijk Gods (vgl. Lc. 23, 50-51). Met hem komt ook Nicodemus, dezelfde die vroeger Hem 's nachts bezocht had, en brengt een mengsel mee van mirre-hars en aloëbladeren, ongeveer honderd pond (Joh. 19, 39).

Zij stonden niet openlijk bekend als leerlingen van de Meester; zij waren niet aanwezig geweest bij de grote wonderen, en hadden Hem ook niet vergezeld op zijn triomftocht in Jeruzalem. Nu echter, op het tragische moment, wanneer iedereen gevlucht is, zijn ze niet bang om voor de Heer kleur te bekennen.

Met zijn tweeën nemen zij het lichaam van Jezus af en leggen het in de armen van zijn allerheiligste Moeder. De smart komt opnieuw over Maria.

Waar is uw geliefde heengegaan, o allerschoonste der vrouwen? Waar is uw beminde heengegaan, en wij zullen hem met u samen zoeken? (Hoogl. 5, 17).

De allerheiligste Maagd, is onze Moeder, en wij kunnen en willen ook haar niet alleen laten.

Gedachten ter overweging

1. Hij is de wereld komen verlossen, en de zijnen hebben Hem voor Pilatus verloochend.

Hij heeft ons de weg van het goede getoond, en zij slepen Hem langs de weg van Kalvarië.

In alles heeft Hij een voorbeeld gegeven, en zij geven de voorkeur aan een rover en moordenaar.

Hij werd geboren om te vergeven, en - zonder enige reden wordt Hij tot de marteldood veroordeeld.

Hij kwam over paden van vrede, en zij verklaren Hem de oorlog.

Hij was het Licht, en zij leveren Hem over aan de macht der duisternis.

Hij bracht de Liefde, en ze vergelden het Hem met haat.

Hij kwam om Koning te zijn, en wordt met doornen gekroond.

Hij werd als een dienaar om ons van de zonde te bevrijden, en zij nagelen Hem aan het Kruis.

Hij nam het vlees aan om ons het Leven te schenken, en wij vergoeden het Hem met de dood.

2. Ik kan me jouw voorstelling van wat een christen is niet verklaren.

Vind je het juist, dat de Heer aan het Kruis stierf en jij je tevreden stelt met een “rustig leventje” te leiden?

Is dit “rustig leventje” soms de steile en smalle weg waarvan Jezus sprak?

3. Geef niet toe aan moedeloosheid in je apostolaat. Je bent immers niet mislukt, evenmin als Christus aan het Kruis mislukt is. Vat moed!… Ga door, tegen de stroom in, onder de bescherming van het moederlijke en allerzuiverste Hart van Onze Lieve Vrouw: Sancta Maria, refugium nostrum et virtus, Gij zijt mijn toevlucht en mijn kracht.

Rustig. Kalm… God heeft heel weinig vrienden op aarde. Heb niet de wens om deze wereld te verlaten. Ontvlucht niet de last van de dagen, ook al komen ze je soms erg lang voor.

4. Indien je trouw wilt zijn, moet je heel mariaal zijn.

Vanaf het ogenblik van de boodschap van de Engel, tot aan haar doodsstrijd aan de voet van het Kruis, heeft onze Moeder geen ander hart en geen ander leven gehad dan dat van Jezus.

Neem je toevlucht tot Maria met de tedere vroomheid van een kind, en Zij zal voor jou de loyaliteit en zelfverloochening verkrijgen waar je zo erg naar verlangt.

5. “Ik ben niets waard, ik kan niets, ik heb niets, ik ben niets…”

Maar Gij, Gij hebt het Kruis bestegen opdat ik mij uw oneindige verdiensten zou kunnen toe-eigenen. En daar haal ik ook de verdiensten van de Moeder van God - ze zijn immers van mij, want ik ben haar zoon -, alsmede die van de heilige Jozef. En ik eigen mij de deugden toe van de heiligen en van zovele zielen met hun leven van overgave…

Daarna werp ik even een blik op mijn eigen leven, en ik zeg: Ach, mijn God, dat is een nacht vol duisternis! Alleen hier en daar stralen enkele lichtpunten, dank zij uw grote barmhartigheid en mijn geringe medewerking… Dit alles bied ik aan, Heer; ik heb niets anders.

Dit hoofdstuk in een andere taal