Veertiende Statie: Jezus wordt in het graf gelegd

Heel dicht bij Kalvarië, in een tuin, had Jozef van Arimatea zich in de rots een nieuw graf laten uithouwen. En omdat het de vooravond is van het grote Paasfeest van de Joden, leggen zij Jezus daar neer. Daarna rolt Jozef een grote steen voor de ingang van het graf en gaat heen (Mt. 27, 60).

Zonder iets is Jezus in de wereld gekomen, en zonder iets - zelfs zijn rustplaats behoort Hem niet toe - is Hij van ons heengegaan.

De Moeder van de Heer - mijn Moeder - en de vrouwen die de Meester vanuit Galilea zijn gevolgd, hebben alles aandachtig gadegeslagen en gaan nu eveneens heen. De avond valt.

Thans is alles voorbij. Het werk van onze Verlossing is voltooid. Wij zijn nu reeds kinderen van God, omdat Jezus voor ons gestorven is en Zijn dood ons heeft vrijgekocht.

Empti enim estis pretio magno! (1 Kor. 6, 20): jij en ik zijn voor een prijs gekocht.

Wij moeten van het leven en sterven van Christus ons eigen leven maken. Sterven door middel van versterving en boete, opdat Christus in ons kan leven door de Liefde. En dan de stappen van Christus volgen, met het grote verlangen om alle zielen mede te verlossen.

Het leven voor de anderen geven. Slechts op deze manier kunnen wij het leven van Jezus Christus navolgen en één worden met Hem.

Gedachten ter overweging

1. Nicodemus en Jozef van Arimatea - heimelijk leerlingen van Christus - nemen het voor Hem op vanuit de hoge functies die zij bekleden. In het uur van de eenzaamheid, van de volledige verlatenheid en van de minachting komen zij audacter (Mc. 15, 43), dapper, naar voren…: heldhaftige dapperheid!

Ik zal met hen het Kruis beklimmen. Ik zal met het vuur van mijn liefde het koude Lichaam omarmen… ik zal Hem van de spijkers ontdoen met mijn eerherstel en verstervingen…, ik zal Hem inwikkelen in de nieuwe linnen doek van een zuiver leven, en ik zal Hem in de levende rots van mijn hart begraven, waar niemand Hem mij zal kunnen ontroven, en daar, Heer, moge U uitrusten!

Al zou de hele wereld U verlaten en minachten…, serviam!, ik zal U dienen, Heer!

2. Gij weet, dat gij niet met vergankelijke dingen, zoals goud en zilver, zijt verlost uit het zinloze bestaanmaar door het kostbaar bloed van Christus (1 Petr. 1, 18-19).

Wij behoren onszelf niet toe. Jezus Christus heeft ons gekocht met zijn Lijden en zijn Dood. Wij maken deel uit van zijn leven. Er is nog slechts één manier om op aarde te leven: met Christus sterven om met Hem te verrijzen, totdat wij met de Apostel kunnen zeggen: Niet ik leef, maar Christus leeft in mij (Gal. 2, 20).

3. Het Lijden van Jezus is een onuitputtelijke bron van leven.

Soms voelen wij opnieuw de blijde drang die de Heer in Jeruzalem bracht. Andere keren is het de smart van de doodsstrijd die op Kalvarië tot een einde kwam… Of de glorie van zijn overwinning over de dood en de zonde. Maar, altijd, is het de liefde - vol blijdschap, vol smart, vol glorie - van het Hart van Jezus Christus.

4. Denk eerst aan de anderen. Zo zul je door de wereld gaan, weliswaar met fouten - dat is onvermijdelijk -, maar toch een spoor van goede daden achterlatend.

En wanneer het uur van de dood komt, en dat zal onherroepelijk komen, dan zul je het met blijdschap aanvaarden, zoals Christus, want evenals Hij zullen ook wij verrijzen om de prijs van zijn Liefde in ontvangst te nemen.

5. Wanneer ik mij in staat voel tot alle verschrikkingen en tot alle vergissingen die de meest verdorven mensen hebben begaan, dan begrijp ik heel goed, dat ik uit mijzelf niet trouw kan zijn… Maar deze onzekerheid is een van de tekenen van Gods Liefde, die mij noodzaakt mij als een kind vast te klampen aan de armen van mijn Vader, en iedere dag mij een beetje in te spannen om mij niet van Hem te verwijderen.

Dan ben ik er zeker van dat God mij niet zal loslaten. Kan een vrouw soms haar zuigeling vergeten, zich niet ontfermen over het kind van haar schoot? En ook al zou zij het vergeten, Ik, Ik vergeet je nooit (Jes. 49, 15).

Dit hoofdstuk in een andere taal